Tijdens de openingsetappe van de BEMC van afgelopen jaar kwam ik tot mijn vreugde te rijden in een prachtig groepje, met een paar echte Ardennentemmers. Mannen die zo’n beetje elke koers in het Belgische gebergte rijden, elk paadje kennen en die weten waar ze mee bezig zijn. Ik was blij dat ik met mijn toenmalige vorm in staat was ze te volgen en ik koos er daarom voor om het kunstje van deze mountainbikers eens goed af te kijken. Dat lukte aardig, en ik reed ik uiteindelijk een heerlijke etappe.

Als ik deze zondag tijdens het Koerspret NK Beachrace nabij Renesse om me heen kijk naar de mannen in het groepje waar ik na een hectische start in terecht ben gekomen heb ik een zelfde gevoel als toen. Ik ben blij met de vorm en met welke strandbeulen ik aan het samenrijden ben. Ik zie onder meer Il Leone di Mare himself (Pim de Waard), als ook Roy Beukers, Martin Schuttert, Bram de Waard en Wim Verdonk. Ondertussen is provinciegenoot Roel Verhoeven – geen ervaren strandracer, maar wel een hardrijder eerste klasse – op kop aan het buffelen.

Waar ik er voor zou kunnen kiezen om net als toen in de Ardennen de kat een beetje uit de boom te kijken, doe ik dat niet. Iets waar ik ruim een uur later heel veel spijt van heb.

Debuut
Maar, eerst even naar het begin. Omdat ik in eerdere strandraces deze winter zoveel plezier had, kies ik er op het laatste moment voor ook om aan dit NK mee te doen. Omdat het parcours van ruim 70 kilometer de moeite van de lange reis naar Zeeland waard is, omdat ik nog nooit aan de nationale titelstrijd op het strand heb meegedaan en omdat het me een goede inspanning lijkt op weg naar dat andere, belangrijkere NK: op 5 april tijdens de Hel van Groesbeek. 

Toch lijkt dat plan niet door te kunnen gaan. Door de stormvoorspellingen staat het doorgaan van het NK in de week vooraf op losse schroeven. Uiteindelijk vindt organisatie Exventure een mooie oplossing die mij tijdstechnisch ook nog eens goed uitkomt: de race wordt een dag naar voren gehaald en al op zaterdag verreden. Een juiste keuze, maar met een stevige windkracht vijf zal het nog steeds spektakel worden.

Voor de kijkers rechts was er bij het oproepen van mijn naam nog een plekje naast Hans Becking. Zonder twijfelen gekozen voor rij twee en maar niet gekeken wie zich achter mij zou opstellen. Ik was inderdaad niet heel soepel weg, maar daar hadden (gelukkig) meer mensen last van in het losse zand. Foto: Joan Dijkink.

Op de kant
Dat de straffe wind niet de enige is wat het deze race zo lastig maakt, daar kom ik snel achter. Vanaf de tweede rij (dank aan wat verdwaalde UCI-punten) kom ik redelijk uit de startblokken en als ik met verlies van een voor mijn doen beperkt aantal posities de waterrand bereik merk ik meteen dat het menens is. Het gaat vanaf seconde één op de kant. Ik rij al snel een keer vol door de zee, zie voor me gaten vallen. Ik probeer aan te haken, maar kom nèt te kort.

Ik ga een paar man voorbij. Twee meter naar de staart van het eerste peloton wordt nog anderhalf, maar hoe klein het gat ook is… dicht krijg ik het niet. Als mijn achterstand richting de tien meter gaat, kijk ik maar eens om. Daar komen allemaal kleine groepjes aan, iedereen lijkt angstig op zoek naar iets van beschutting in dit geweld. Enkele eenlingen halen me in, maar al snel kan ik met een van diep uit het rood terugkomende hartslag aanhaken in een mooi groepje.

Marathonkampioen Becking kwam dus ook een kijkje nemen en mede door zijn enthousiasme in de eerste meters waren de honderd man die niet op deze foto staan al vanaf quitte af aan aan het spartelen om maar ergens aan te haken. Foto: Erik Ruigewaard/Koerspret NK Beachrace

Het parcours van vandaag is een U-vorm van 18km en moeten we heen en terug twee keer afleggen. Op de middelste strook staat de wind eerst tegen, op de terugweg mee. Daar net voor zit een onverwachts slecht lopende passage. Door nat, zuigend zand zoeken we op een smal pad naar de juiste weg langs de duinen. Toch komen we hier als groep aardig door, we pikken de uit het peloton geloste Beukers en Verhoeven op. Als ik dat zie ben ik blij dat ik mezelf niet helemaal opgeblazen heb om er ook bij te zitten. Als die mannen er al af waaien…

Kopwerk
Eenmaal weer op goed lopend strand begin ik me met wind tegen lekker uit te leven. Ik zeg niet dat ik het meeste kopwerk doe, maar ik zit richting het keerpunt wel vaak met m’n neus in de wind en als ik op kop rij, houd ik me niet in. Mijn vertrouwen groeit als ik zie hoe zwaar iedereen het heeft. Hoewel de omstandigheden pittig zijn, vermaak ik me prima. De wind blaast als een bezetene over het strand.

Er staan rijen houten palen op het strand die ongetwijfeld een functie hebben, maar die ons toch redelijk in de weg staan. Alsof de tegenwind het nog niet zwaar genoeg maakt, zorgen deze palen ervoor dat om de zoveel tijd het tempo er helemaal uit gaat omdat we of er maar net tussendoor kunnen, of er alleen hoog op het strand door een stuk los zand langs kunnen.

Keerlus
Ik kom nergens in de problemen, voel me nog steeds goed. Moet moeite doen om, zoals ik inmiddels geleerd heb, met wat reserve bij de strandafgang aan te komen. Daardoor ben ik iets voorzichtig, zit ik te ver naar achteren en moet ik in de keerlus (deels over asfalt) wat tijd goedmaken. Dat lukt redelijk, maar als we het strand op gaan is het bal met de wind schuin in de rug volledig geopend. Een groepje met Beukers en Verhoeven heeft zich bij de strandafgang losgemaakt, ik hang zelf op half elf aan het laatste wiel van de mannen die overblijven. Achter me wapperen er een aantal af. Een paar kilometer sta ik op knappen, maar de lastigere passages van de houten palen nekken me uiteindelijk. 

Ik kom alleen te zitten.

Wonderbaarlijk genoeg blijkt het tempo dat ik in mijn eentje ontwikkel voldoende om het groepje dat ik zojuist heb moeten laten gaan binnen schootsafstand te houden. Op het lastige, smalle pad langs de duinen geef ik nog een keer alles en warempel: onder toeziend oog van trouwe verzorger Joan lukt het me het gat te dichten. Richting het keerpunt bij start-finish creëren we in de groep met specialisten – ik zit inmiddels met onder meer Pim de Waard, Martin Schuttert, Bram de Waard en Wim Verdonk – een mooie samenwerking. 

Het is bijna niet te zien en 100% procent zeker ben ik ook niet, maar u ziet hier (volgens mij) deel 1 van mijn oorspronkelijke groep, de mannen die gezamenlijk zijn gelost en ver op de achtergrond de eenzaam zwoegende schrijver van dit verhaal. Dit is bij het opdraaien van de zwaarste passage, na een stuk wind in de rug. Nu ik het zo zie, verbaast het me dat ik 1,5km later het gat op het tweede groepje in beeld weer had gedicht. Foto: Joan Dijkink

Onverstandig
Hoewel ik eerder al gelost ben en de mannen om mee heen op standje degelijk staan qua tempo en ik eigenlijk zou moeten weten dat dat voor mij ook het verstandigste is, blijf ik tijdens mijn kopbeurten maar gewoon veel geven. Omdat er voor mij niet zoveel op het spel staat en ik daar die mannen misschien mee help, omdat het nog goed voelt. Als we na de passage van de start-finish weer bij het irritante, smalle zuigende stuk zijn aangekomen pak ik de kop, om hem vijf minuten later bij het opdraaien richting wind tegen pas weer af te staan. 

Vandaar gaan we in mooie samenwerking richting het laatste keerpunt. Daar ga ik op dezelfde manier de mist in als de eerste keer. Terug op het strand denk ik makkelijk terug te rijden naar het groepje, maar dan is het ineens over. De ervaren mannen voor me zijn gevlogen. Tien meter wordt twintig meter, wordt dertig meter. Wat ik ook probeer, ik heb ineens helemaal geen jus meer in de benen. Met de wind in de rug kan ik nog een beetje snelheid houden, maar als ik voor de laatste keer naar de rechts draai voor de laatste vijf kilometer naar de streep en de wind weer in de flank waait is het helemaal uit met de pret.

Verschillende concurrenten halen me van achteruit in. Zelf kan ik alleen nog wat peddelen, zeker als ik met de finish in zicht ook nog een hongerklop om de oren krijg. Ik ben blij als ik bij de finish ben aangekomen. Dat ik de laatste honderd meter door het losse meter moet lopen, dat neem ik zonder problemen voor lief.  De mannen in mijn groepje finishen rond plek 35 (die uit de eerste zelfs nog bijna in de top 20), zelf word ik vier minuten later 44e.

Hier was ik er wel klaar mee. Foto: Joan Dijkink.

Ik leg de 72km af in 2.26u en geef 20 minuten op een indrukwekkende winnaar Ivar Slik (mooi om die in tegengestelde richting aan het werk te zien). Ik ben er eigenlijk wel tevreden mee. De getrapte wattages tonen aan dat ik de winter goed genoeg ben doorgekomen. En ik weet weer wat het is om tegen de muur aan te trappen. In de laatste helse kilometers neem ik mezelf voor om in 2020 tijdens alle marathons mijn lievelings en vaak succesvolle ‘altijd eigen tempo’ tactiek toe te passen.

Zal wel weinig van terecht komen, ben ik bang.