Rhens: wakkergeschud door een spaarzame modderpoel
De echt grote modderpoelen zijn tijdens de Rhein Hunsrück MTB marathon op één hand te tellen, maar net voor de grootste van de dag zit ik niet op te letten. We rijden bergop dus heel hard gaat het niet, maar door mijn gebrek aan concentratie kom ik op het meest gladde spoort terecht. Terwijl de rest van mijn groepje soepel het goed te berijden linkerpaadje pakt, probeer ik mijn geklungel in het midden zo snel mogelijk te herstellen. Ik maak het alleen maar erger, eindig met mijn voorwiel vast in een diepe plas en moet een voet aan de grond zetten om weer verder te kunnen fietsen.
Grote gevolgen heeft deze onbenullige actie niet: ik verlies niet eens de aansluiting met de acht mannen waarmee ik de langste beklimming van de dag aan het oprijden ben. Het schudt me echter wel wakker. Dat ik niet zo geconcentreerd ben komt omdat ik, als vaker bij een marathon, perfect binnen de comfortzone aan het fietsen ben. En dat was vandaag juist níet de bedoeling.
Trucje
Ik denk dat ik inmiddels al meer dan 200 marathons heb gereden (ik heb ze nooit geteld) en alhoewel je conditioneel en technisch veel kunt blijven leren, heb je het trucje dan op d’n duur wel door. Of ja, je weet hoe het voor jou het beste werkt om zo’n wedstrijd aan te pakken. Bij mij komt het er op neer dat ik in de kleinschalige marathons waar niet zo veel op het spel staat vaak kies voor de relatief makkelijke weg. Dat betekent: uitgaan van de eigen kracht, niet te hard van stapel lopen en indien mogelijk aan het einde een mooie opmars maken.
‘Als…’
Dat levert vaak een fijn gevoel over aan de finish, omdat je in de slotfase mensen inhaalt en zelf niet helemaal naar de ratten gaat. Maar aan deze manier van een wedstrijd benaderen kleven ook altijd een paar vragen na afloop, die vaak beginnen met het woord ‘als’. Als ik tijdens de start wat harder had gereden, als ik in dat wiel was meegegaan, als ik die afdaling wat meer risico had genomen ‘dan had het nog wel een paar minuten sneller gekund’.
Risico
Zoals vorig jaar in Rhens, toen ik in deze marathon (80km/2400hm) op mijn veilige manier een van mijn betere uitslagen van het jaar reed (8e overall), maar er misschien ook nog wel wat ruimte was voor verbetering. In de aanloop naar een nieuwe deelname aan deze prachtige race (een van mijn favorieten) besluit ik het om het anders te gaan doen. Het plan is simpel: volle bak starten en dan hopen in een goede groep terecht te komen. In het verdere koersverloop is risico nemen toegestaan, dus aanhaken als concurrenten harder gaan dan misschien verstandig is. De gevolgen daarvan zie ik in de laatste kilometers wel.

Volle bak
Na het startschot voeg ik de daad bij het woord. Marathontopper Robbert de Nijs gooit in de lichtoplopende straten van Rhens van quitte af aan het tempo de lucht in. Ideaal, want in plaats van het zenuwachtige gedoe van normaal gaat iedereen nu al met z’n tong op het stuur op een lint. Ik zit in ongeveer tiende positie, voel me goed en als het steiler wordt schuif ik zelfs nog op naar plek vijf en zelfs vier.
De tweede beklimming heb ik aangemerkt als ‘keypoint’. Hier moet ik mijn positie bepalen, de keuze maken hoe ik de eerste helft van deze wedstrijd ga beleven. Mijn moraal van mijn top vijf-klassering (“Ga ik hier in de kopgroep terecht te komen”) verdwijnt snel. Karl Platt, nog zo’n topper, komt me voorbij. Kloppende oren, een eerste kwijlstreep richting het frame en blokkerende benen: wat ik ook wil, ik moet mijn tempo terugschroeven.
Herstellen
Nog een paar man gaan me voorbij, ik moet echt even herstellen en op de volgende beklimming hang ik aan de staart van de tweede groep. Die vliegen er ook vol in en ik heb even niks meer over. Even weet ik niet wat te doen, ook omdat ik in een van de eerste afdalingen een van mijn bidons ben verloren. Met nog twee bidonnetjes tactisch verstopt op kilometer 30 en 58 moet ik op rantsoen voor deze dag, of gaan stoppen bij een verzorging. Automatisch ga ik mijn comfortzone in en rij ik alle beklimmingen op m’n Quarq-wattagemeter op. De verschillen blijven beperkt. Ik rij een tijdje samen met mijn in mijn ogen soms wat te explosieve clubgenoten Gijs en Roy en als ik mijn eerste bidonnetje uit de struiken heb gepakt beginnen we met een man of acht samen aan de langste beklimming van de dag.

Demarrage
Nog steeds heb ik niet echt een plan voor het vervolg. Voor me zie ik klimgeit Gijs Dohmen wegrijden. Zelf zit ik rustig in de groep. Te rustig, blijkt als ik mezelf onbenullig vastrijd in de modderpoel. Het is het signaal dat ik nodig heb: ik knal er snel een gelletje in en plaats een demarrage. Hup, uit die comfortzone, zoals de bedoeling was!
Na ruim één minuut á 450 watt heb ik al semi-spijt van mijn actie, want ik heb weliswaar een flink gat op mijn oude groepje, maar zit nog steeds niet op het wiel van Dohmen. Die heeft er aardig de sokken in en ziet me niet graag aansluiten. Ik heb nog 4 minuten tegen de 350 watt én een gemiste bocht van Dohmen nodig om op zijn wiel te komen. Hij blijft me maar proberen los te rijden (maar mist nog een bocht of drie) maar als ik er op een klim richting de zo schitterende passage door de wijnranken nog aanhang komen we toch iets van samenwerking overeen.
Om die niet te verliezen heb ik besloten te gokken en te gaan finishen op mijn drie bidonnen. Als ik mijn derde pak (op een asfaltklimmetje) word ik opnieuw door Dohmen onder druk gezet, maar ik rijd het gaatje van 15 meter net voor de top weer dicht.

Lekke band
We zien na de volgende (tricky) afdaling drie man een paar minuten voor ons rijden en mijn plan is om samen met Dohmen die nog in te gaan halen. Die vlieger gaat niet op: mijn compagnon rijdt op een steil klimmetje lek en ik ben voor de laatste 15 kilometer op mezelf aangewezen. Ik haal de eerste van het drietal in (ook hij heeft pech) en heb moraal om goed door te trekken. Dat zit er echter niet in: de kramp waar ik al bang voor was zorgt ervoor dat ik niet écht de snelheid kan ontwikkelen die daarvoor nodig is. Ik houd stand, maar krijg de twee nooit meer in het vizier.
Ik kom daardoor wéér als achtste overall over de streep, opnieuw ook met een vraag. Ik ben blij dat ik mezelf gedwongen heb een en ander te forceren, ben ook zeker tevreden met resultaat in dit toch wel sterke startveld. Maar wat.. als ik dat bidonneke niet verloren was?
(overigens stond ik in de uitslag aanvankelijk als tiende, maar er bleken twee afstekers op plek 8 en 9 te staan. Kostte me een podium-ceremonie en vermoedelijk een Sebamed-douchepakket, maar ach).

