Hel van Groesbeek: beter kan een WK-alternatief niet zijn
De teleurstelling over het missen van het WK marathon was groot. Maar, als er in je eigen trainingsgebied op dezelfde dag een wedstrijd wordt verreden volgens het geweldige Bergrace-principe, dan mag je eigenlijk niet klagen. Integendeel: ik keek na mijn mislukte kwalificatie-poging in Tsjechië al een paar weken uit naar de eerste editie van het Hel van Groesbeek Festival, waar ik me uiteraard had ingeschreven voor de 150 minuten.
Omdat het niet doorgaan van de reis naar Singen ook voor wat (of nog meer) vrije uurtjes in de agenda zorgde, besloot ik de organisatie (van mijn club Licht Verzet) in de dagen vooraf een helpende hand toe te steken. Zo vermaakte ik me op donderdagavond met een pneumatische hamer en een groot aantal flinke haringen van de inschrijvingstent en hielp ik een dag later mee met linten spannen op het zo fantastisch gelegen grasveld van de start en finish-lijn. Alhoewel ik verschillende pogingen deed om chef Bas te overtuigen van een rechte lijn naar boven en naar beneden (‘we hebben niet zoveel paaltjes’, ‘het parcours heeft het niet nodig’), ontkwam ik er niet aan om mee te werken aan het uitzetten van een aantal, niet altijd logisch gesitueerde bochten om het publiek wat extra te vermaken.
“Hier ga ik het zondag in ieder geval niet winnen”, mompelde ik in mezelf, daarbij denkend aan mijn verbeterde, maar nog steeds niet perfecte bochtentechniek. Ik maakte me er echter niet zo druk om: in een race van 2,5 uur komt de sterkste altijd wel boven drijven en de rest van het parcours kende ik op mijn duimpje. In het ‘Grundig Bos’, vernoemd naar de Grundig World Cup van 1991. Het bos waar ik doe mijn lokale fietsmaten heel veel jaren geleden mee naar toe werd genomen, waar ik sindsdien regelmatig train en waar ik de laatste jaren altijd het parcours uitzet voor de Oliebollencross van Licht Verzet.

Ik kijk er nog meer naar uit, omdat ik afgaande op de niet zo zwaar bezette startlijst verwacht voorin mee moet kunnen gaan rijden. Roy Beukers, Maarten Janssen, Irjan Luttenberg, Remco Smits, Micha Gankema: ik heb ze voor de start allemaal aangestipt als potentiële winnaars, maar ook als coureurs die ik met mijn huidige vorm zou moeten kunnen verslaan. Het verbaast me dan ook niet als we vlot na de start met die mannen (en een verdwaalde snelstarter) een kopgroep vormen.
Mijn vertrouwen is aardig hoog en als het op de eerste steile meters in het open veld wat stil valt besluit ik maar eens wat aan de boom te schudden. Het gevolg: de komende twee kilometer rij ik op kop en afgaande op wat ik achter me zie en hoor, doet mijn tempo de concurrentie pijn. Ik heb er veel plezier in, het is weer zo’n moment ‘waarvoor je het allemaal voor doet’. En het gaat ook nog eens precies zoals het ideale koersplan in mijn gedachte. Want alhoewel ik de paadjes allemaal heel goed ken, kan het – zeker nu het is gaan regenen – geen kwaad om op kop in de afdalingen te zitten om zo mijn eigen daaltempo te kunnen rijden.
Het andere deel van het plan, gebaseerd op vele eerdere deelnames aan Bergraces van 150 minuten, is dat ik na de start heel snel mijn eigen cadans moet zoeken, tegen een tempo (/wattage) dat ik tot het einde kan volhouden. En dus besluit ik Irjan Luttenberg te laten gaan als hij me na mijn kopstart vlak voor een afdaling passeert. Het is het begin van een wedstrijd met een aantal positiewisselingen, maar waarin de verschillen klein blijven.
Ik rij even met Smits en Gankema, Janssen zit in zijn gesoigneerde fietshouding wat langer in mijn wiel en bij Beukers rij ik zeker twee rondjes heel dicht in de buurt. Ik hou mijn rondetijden zo constant mogelij, lig telkens op positie vier á vijf en hou tot de laatste van zeven ronden de eerste posities in het zicht. Ik blijf hopen dat ik in de slotfase nog wat goed kan maken.
Maar waar ik over prima benen beschik, ik aan het genieten ben van het geweldige parcours (ik denk niet dat er veel mooiers in Nederland is) en de entourage (dank voor alle aanmoedigingen!) en ik voor mijn gevoel de klimmen even hard of zo niet harder oprij dan mijn concurrentie, krijg ik mezelf niet op het podium gefietst. Ook niet als ik in de laatste anderhalve ronde er echt alles uitpers.

We zijn met zijn zessen aan elkaar gewaagd en dan geven details de doorslag. Ik moet telkens 100% geconcentreerd zijn om in de afdalingen te kunnen volgen. In de zeven keer dat ik elke afdaling rij lukt me dat het grootste deel, maar niet altijd. En dat kost me waarschijnlijk een podiumplek.
Ik verlies telkens veel tijd op een slinger-singletrack door de varens, gevolgd door een steil klimmetje en een wortelafdaling over het hetzelfde pad. Laat ik die combinatie tijdens het uitzetten van de Oliebollencross afgelopen winter nu ook zelf verzonnen hebben. Oké, ik vind het een eer dat het stukje op deze manier in het parcours zit, maar tegen het einde van de wedstrijd begint het me toch een beetje tegen te staan. Net als dat andere stuk waar ik mijn bijdrage aan geleverd hebt.
Die verdomde bochten op dat grasveld..
Uiteindelijk kom ik als vierde binnen. Tevreden over de conditie (hallo wattage-records) en het missen van het podium is slechts een kleine domper op een verder perfect WK-alternatief. Want de hele koersdag vermaak ik me vanuit de nieuwe Bikesight.nl-teamtent ook werkend (voor De Gelderlander en Bikesight.nl) en supporterend uitstekend.
En het (eigenlijk maar geringe) tijdverlies bergaf is een goede waarschuwing. Tijd om weer wat meer aan de techniek te gaan werken. Zeker nu ik me ook heb ingeschreven voor het NK Cross-country in Landgraaf…

