Voor mijn werk spreek ik regelmatig met topsporters en als ‘wannabe’ zou ik stom zijn als ik niet naar ze luister en zo nu en dan wat tips meeneem. Wat ik uit al die gesprekken in ieder geval destilleer is dat als je echt beter wilt worden, je soms moet investeren en dus op je bek moet gaan. De Belgian Mountainbike Challenge (BeMC), de zwaarste meerdaagse van de Benelux, leek me daar een mooie gelegenheid voor. En dus staat deze race met een startveld van heb ik jou daar voor mij vooral in het teken van wat experimenten.

Zo was het vandaag tijdens de eerste etappe (84km/2200hm) eens tijd om af te rekenen met de voorzichtigheid die me veel oplevert, maar ook regelmatig een goede klassering kost. Dus: niet meer met de start rekening houden met dat wat gaat komen, maar er gewoon invliegen en maar zien waar het schip strandt. Een einde als een dood vogeltje daarbij op de koop toenemend. Dat gebeurde. In de laatste 20 kilometer was zwoegen, afrekenen met kramp, stilvallen, klooien bergaf en vooral tientallen keren mezelf afvragen of ik het nog wel leuk vond. Afzien, noemen ze dat ook wel. Met een hoofdletter A.

Maar dan dacht ik weer terug aan die eerste vijftig kilometer. Want wat was dat gaaf. Ik had een dag met aardig goede benen uitgekozen voor mijn experiment en zo bevond ik me op de startklim in zeer goed gezelschap (en voor) diverse kleppers van de verschillende Nederlandse teams als KMC, Klaucke, Grinta en MijnBad.

Dat hield ik natuurlijk niet vol: de BeMC heeft een meedogenloos parcours. Maar: het relatieve gemak waarmee ik tot halverwege de koers bergop kon rijden (in het wiel van onder meer Gerben Mos) is goed voor het vertrouwen richting toekomst. De 39e plek bij de elite (van de 88 starters) ook. En ik weet weer hoe het voelt om eens ouderwets over het randje te gaan. Of ik dat morgen tijdens de koninginnerit ook ga doen? Daar ga ik eerst maar eens nachtje over slapen…

Lang geleden dat ik zo blij was om over de streep te komen. Foto: Gerrie Dijkink