Blog Hel van Groesbeek: het nut van verkennen
Hoevaak ik het rondje van de Hel van Groesbeek heb verkend, dat weet ik niet eens meer. Ik ben de tel kwijt. Ik heb (delen van) het parcours zelfs zo vaak gereden, dat – hoe mooi de route ook is – het me een beetje de strot uit begint te komen. Toch heb ik er als ik in het startvak sta ontzettend veel zin in. Een marathon van 105 kilometer in je eigen trainingsgebied: wat wil je nog meer?

Ik sta opgesteld op de derde rij en hoewel ik me vaak tijdens een start aan de kant laat drukken en plekken verlies, kan ik op de crossbaan in de buurt blijven van de eerste posities. Sterker nog, door een slimme manoeuvre bij het afdraaien van het circuit maak ik vier plekken goed en zit ik zo maar in zevende positie.Kans om na te denken over hoe hoe ik deze bliksemstart in goede banen ga leiden krijg ik echter niet. We duiken het bos in op een ander punt dan ik had verkend en het tempo vliegt de lucht in. Oké, dan eerst maar even volle bak mee.
Boom, recht voor me.
Links, of rechts er langs? Damn, ik ken dit pad niet goed.
Nu kiezen!
Rechts!
Shit, dat ga ik niet halen. Door de struiken!
Hopla, en daar lig ik. Op de enige honderd meter van het parcours die ik niet verkend heb, ga ik keihard onderuit. Met een paar honderd vol adrenaline gepompte mountainbikers in mijn nek. Gelukkig heb ik de tegenwoordigheid van geest om binnen een paar tienden te constateren dat het a) geen pijn doet en dat ik b) vreselijk in de weg lig. Bijna even snel als ik er vanaf ben gedonderd zit ik weer op mijn fiets. Mooi meegenomen: ik rij nog steeds op een betere plek dan ik vooraf had durven dromen, zeker nadat ik op het eerste klimmetje en in de eerste lastige bocht wél kan profiteren van mijn parcourskennis.

Eigenlijk zonder er bij na te denken ga ik mee in het tempo van de gasten waar ik bij in de buurt zit. De eerste ronde vliegt zo voorbij. Na de eerste doorkomst voel ik me nog steeds goed. Alhoewel ik ergens in mijn achterhoofd weet dat het beter is om een ronde te temporiseren, iets dat ik me vooraf ook heb voorgenomen, blijf ik veel geven. Spring zelfs een paar keer mee met bikers die bezig zijn aan een opmars vanuit het achterveld.
Aan het einde van de tweede ronde rij ik samen een tijd samen met Wil ‘Hercules’ Baselmans, de man van weet-ik-veel-hoeveel-watt. Hij lost me, ik lever op het asfalt een fikse inspanning om weer op zijn wiel te komen. Als hij vervolgens weer fluitend bij mij wegrijdt, begin ik me pas écht af te vragen of de tactiek die ik aan het hanteren ben wel verstandig is.
Het antwoord op die vraag laat niet lang op zich wachten. Aan het begin van de derde ronde krijg ik kramp, in mijn beide bovenbenen. Ik kan redelijk doortrappen, drink mijn bidon in no-time leeg om het te laten verdwijnen. Dat lukt gedeeltelijk. Ik begin steeds vaker achterom te kijken en zie verschillende bikers op korte afstand. Ik word meerdere malen gepasseerd en als ik in een lange afdaling vol in de remmen moet om mijn binnenbandje van de grond op te rapen, ben ik mijn ritme echt even kwijt.
Pas als ik weer in het Gründig-bos ben aanbeland, vind ik mijn tempo een klein beetje terug. Kan weer een beetje strijden met mijn concurrenten. Heel veel zin heb ik daar echter niet meer in, maar als ik op de lange klim van de rode route zie dat een groepje van vijf bikers me op de hielen zit, pers ik er nog een laatste versnelling uit. Met resultaat, gelukkig.
Na 4 uur, 46 minuten en 23 seconden passeer ik als 44e de streep. Ik rij een ronde van 1.31 uur, eentje van 1.33 en een laatste van 1.42. Een verval van 9 minuten dus. Aj.
De volgende keer laat ik me bij de start weer lekker aan de kant drukken. En verken ik het volledige parcours.
