WK Marathon: de laatste wijze, pijnlijke maar vooral mooie les van ‘Project Elite’

Kalm blijven, kalm blijven! Ik blijf het in gedachte tegen mezelf zeggen en verdomd: het lukt ook nog. Het zijn de laatste minuten voor de start van mijn eerste wereldkampioenschap mountainbike marathon. Het kleine Zwitserse plaatsje Grächen staat op zijn kop, mijn familie en vrienden zijn aanwezig om me te supporteren en ik moet het zo op een prachtig, maar loodzwaar parcours van 92km en 3800hm op gaan nemen tegen meer dan 180 ijzersterke mountainbikers uit alle windstreken.
Toch, wat ik van binnen voel is gelukkig nog niet meer dan gezonde wedstrijdspanning. Misschien scheelt het dat ik met mijn startnummer (165) als een van de laatsten wordt opgeroepen en niet echt goed meekrijg welke wereldtoppers allemaal op de eerste rijen staan opgesteld.
Tegen de tijd dat mijn naam opgeroepen wordt (momentje hoor!) zijn er nog maar een paar minuten voor de start. Eigenlijk gaat nog maar weinig door me heen. De bijzondere atmosfeer, de gedachte aan alle trainingsuren die ik heb gemaakt om hier in topvorm aan de start te staan, de op ‘t nippertje kwalificatie van precies een jaar geleden… ik ben er niet meer mee bezig. Ik heb gewoon zin in deze wedstrijd. Krijg veel moraal van het oranje TeamNL-shirt dat ik legaal mag, zelfs moet dragen.

De startloop
Wel kijk ik nog even naar achter om te zien hoeveel renners daar nog staan. Dat zijn amper twee rijen. Even komt de angst naar boven hier straks als allerlaatste rond te rijden. Oké, kalm blijven, kalm blijven! M’n focus gaat snel naar voren, waar de speaker het publiek opzweept en het aftellen voor de start begint. Bam, we zijn weg. Inklikken, gaat goed. Mee in de eerste flow, gaat ook goed. Het geluid van slippende banden over asfalt. Gekraak. Rechts een flinke opstopping door een valpartij. Kalm blijven, kalm blijven! Ik sta bijna stil, zet een voetje aan de grond maar kan gelukkig snel verder. De eerste bocht, vanaf hier gaat het omhoog. Ik voel dat er niet veel coureurs meer achter me rijden maar verbied het mezelf om te kijken.
Nu komt het moment waar ik me misschien wel het meest druk om heb gemaakt en die gekoppeld is aan de angst die ik een paar minuten geleden voelde om laatste te worden: kan ik een beetje mee in dit veld waarin iedereen zo hard kan fietsen?

Krap 200 hoogtemeters is de eerste beklimming en ik heb me voorgenomen om deze volle bak op te rijden om mezelf een zo goed mogelijke positie te verschaffen in de eerste singletrack-afdalingen. Zonder op mijn powermeter te kijken begin ik te trappen. Het aanvangstempo is hoog, maar ik zie dat een paar geblokte coureurs wat terugzakken. Een Australiër, een Amerikaan, een Japanner: ik haal ze in en ga tot mijn opluchting aardig mee in de grote groep in dit achterveld. De eerste grote groep met wereldtoppers is al lang uit beeld, maar vlak bij me in de buurt zie ik mijn Nederlandse ploeggenoten Rob van der Werf, Teus Ruijter en Wim de Bruin. Marcel Lommers en Roy Beukers haal ik zelfs in.


Oké, dit gaat volgens planning maar oef: wat gaat het hard en wat ligt het niveau hoog. Als een stel gekken die bij de uitverkoop van een grote winkelketen allemaal tegelijk als eerste naar binnen willen, vechten we ons met zijn allen een weg naar de top. Want daar wacht het eerste smalle pad. Met het inhalen van een groepje Belgen schuif ik verder op. De Duitser Paul Hauser, ook een renner die ik als ijkpunt heb gemarkeerd, parkeert zijn fiets aan de kant met schakelproblemen. Ik kan ‘m net ontwijken. Kalm blijven, kalm blijven! Ik haak aan in een klein groepje met De Bruin. Die zit zo met zijn neus op zijn stuur, dat hij voor zich blijkbaar niks meer ziet want in een rechtse bocht fietst hij zo aan de binnenkant tegen een muur. Hij blijft overeind, maar door de slinger die hij maakt schiet mijn hartslag omhoog. Kalm blijven, kalm blijven!
Het laatste steile stukje omhoog. Ik zit op de plek waar ik op hoopte, krijg een licht euforisch gevoel over me heen – hier heb ik het allemaal voor gedaan. Ik zet nog een keer goed aan om het wiel van Van der Werf te pakken. Oef. Wat was het ook alweer? Kalm blijven? Ineens voel ik dat ik de afgelopen tien minuten een flinke inspanning heb geleverd. Ik moet een paar keer happen naar adem en voel de druk op mijn borst. Die verdomde hoogte! Gelukkig zijn we boven op 1800 meter, het hoogste punt van de dag. Even is het dringen bij het opgaan van het smalle pad. Ik laat Rob voor en in zijn wiel sluit ik aan in de file. Relatief rustig gaan we over dit vrijwel vlakke stuk. Zometeen gaat het in twee stappen helemaal naar beneden, het dal in.

Naar de voet van de eerste lange klim
Als de afdaling begint zie ik de Oostenrijker David Schoggl – bekend van de Transalp – met een lekke band staan, ook een van mijn angsten. Voordat ik de kans krijg daar over na te denken hoor ik de achterband van Van der Werf langs een steen schieten, zie ik hem naar beneden kijken en langs de kant stoppen. Nee, ook hij heeft lek! Kalm blijven, kalm blijven. Het is zuur voor hem, maar ik baal ook voor mezelf. De altijd met verstand rijdende Van der Werf was een ideaal wiel om achter te zitten in de heftige, technische passages die er zometeen aan gaan komen.
De eerste is een steil pad zonder bochten, maar met flink wat rotsen en wortels terug het dorp in. Omdat het druk is, gaat het niet heel hard en ik kan makkelijk mee met de coureurs om me heen. Beneden liggen twee krappe asfaltbochten aan het begin van een snel stuk richting de volgende afdaling. Ik moet een metertje of wat laten, maar kan met een flinke inspanning aanhaken bij een groep met onder meer een Fransman en een Zwitser. Het gaat nog even een stukje omhoog over asfalt en gravel. Twee groepen komen samen, het breekt weer. Door even te gaan staan kan ik met de eersten mee. Mooi, ik zit er lekker in. Laat de volgende afdaling maar komen!
Dat is de lastigste van de dag en het stuk waar ik me eigenlijk het meest om zorgen om heb gemaakt. Met meer dan 180 doldwaze renners hier naar beneden gaan is eigenlijk gekkenwerk. Het pad heeft tientallen lastige en zeer steile bochten, grote keien, slecht liggende wortels en her en der een lekker afgrondje. Het ligt gelukkig droog, maar dat heeft weer als nadeel dat het ongetwijfeld een grote stofwolk op zal leveren. Gelukkig heb ik het pad goed verkend en weet ik dat ik alles op een fatsoenlijk tempo kan rijden.
In het wiel van een Duitser begin ik aan het eerste stuk en verdomd: hij gaat me niet hard genoeg naar beneden. Ik heb me voorgenomen geen rare capriolen uit te halen met inhaalacties (die maken ongetwijfeld meer kapot dan je lief is) en wacht op een klein tussenstukje bergop om hem voorbij te gaan. Daarna wordt de afdaling pas echt lastig. In een sliert gaan we naar beneden. In een van de eerste bochten gaat een ietwat lompe Amerikaan me voorbij. Afgaande op hoe hij de bochten neemt – met risico – besluit ik wat afstand te houden. Die ruimte is er ook, omdat we lang niet zo hard gaan als zou kunnen en ik op de rechte stukken mede dankzij mijn Specialized S-works fully telkens simpel de aansluiting weer vind. Achter me krijg ik van Roy Beukers de vraag hoeveelste we liggen. ,,Ik denk dat we een man of twintig achter ons hebben”, antwoord ik.
We zijn het er samen ook over eens dat we wel erg langzaam gaan, maar eigenlijk vind ik dat niet erg. Het is allemaal veilig zo en ik heb extra tijd om te herstellen. De inspanning van de startklim voel ik nog in mijn luchtwegen. En wat maakt het uit dat het rustig gaat: we rijden hier met zijn allen in een lang lint, qua tijdverlies zal de schade beperkt zijn.
Maar dan zijn we bijna beneden en kan ik verder naar voren kijken. Ik zie dat er tien plekken voor me een Duitser met samengeknepen billen en remmen naar beneden gaat en ons allemaal ophoudt. Voor hem is niemand meer te zien. Ah shit, we zijn hier wel tijd aan het verliezen. Kalm blijven, kalm blijven! Eerst wil ik boos worden omdat de vriendelijke Oosterbuur hier ongetwijfeld voor het eerst in zijn leven naar beneden gaat, maar dan denk ik aan die ontelbare keren in het verleden dat ik zélf degene was die de boel in zo’n afdaling ophield. Niet zeiken dus, situatie accepteren!
Toch verlies ik hier voor het eerst mijn kalmte.
Eenmaal beneden komen de sterke Hauser (die van de derailleurproblemen) en Schoggl (die van de lekke band) in een rotvaart voorbij en in een split-second maak ik de keuze om in hun wiel mee te gaan om toch maar zo snel mogelijk iets van de verloren tijd goed te maken. Op het relatief vlakke stuk langs een autotunnel op gaat dat nog prima (ik kan zelfs een reepje eten) maar om erbij te blijven op een kort steil poefje langs een boerderij en de brede, niet al te steile en lange asfaltbeklimming daarna kost meer moeite. Ik rij hier weer bij Beukers weg, maar heb het laatste stukje afdaling richting de voet van de eerste lange beklimming wel nodig om weer even op adem te komen van deze fikse, en ik vrees ietwat onnodige inspanning.
De eerste lange klim
Dit is het punt waar ik voor mezelf de race een beetje wil overzien, een definitief plan wil maken en vooral ook een goed ritme wil vinden. Maar voordat het zover is, is het tijd voor feest.
Als ik in de eerste haarspeldbocht omhoog kijk, zie ik daar een grote groep Oranje-supporters die een hoop herrie maken. Wow. Dit is waar je op hoopt als je meedoet aan een WK. Vol moraal trap ik verder en als ik in de ‘Nederlandse bocht’ aankom zie ik mijn familie en vrienden (waarvan ik pas gisteren hoorde dat ze er bij zouden zijn) helemaal uit hun dak gaan. Ik hoor te veel aanmoedigingen om ze allemaal te kunnen verstaan, maar ik geniet met volle teugen en zet – misschien ook wat overmoedig – nog een paar keer aan.

Dit waren misschien wel de gaafste meters uit mijn fietsbestaan, maar echt tijd om ervan na te genieten is er niet. Er ligt een klim van ruim 800hm voor me, met daarna ook nog eens een paar lastige en steile singletracks en opnieuw een brute downhill. Ik ga op zoek naar de klimcadans van de Transalp en de Grand Raid en hoop soepel rond de 320 watt te kunnen trappen. Maar na de Oranje-euforie van net sta ik snel weer met beide benen op de grond. Het gaat namelijk niet gemakkelijk. Kalm blijven, kalm blijven! Ik baal, maar raak niet in paniek en ga iets lager in wattage zitten. Plan A was lekker doortrappen op klim 1, iets langzamer op klim 2 en overleven op klim 3. Ik kies nu voor Plan B: hetzelfde tempo op klim 1, 2 en hopelijk ook 3.
Met Beukers in mijn wiel rij ik de eerste kilometers omhoog. Hauser verdwijnt snel uit het zicht, ook Ruijter en De Bruin zie ik wegrijden. Ik merk dat ik vooral achter me moet gaan kijken, waar verschillende concurrenten steeds dichterbij komen. Een paar Belgen en een Amerikaan halen me bij. Beukers moet ik laten gaan en als ik ook nog word ingehaald door een Duitser waar ik de laatste paar jaren altijd voor zit, krijg ik een extra moraaltik. Als Van der Werf me na zijn lekke band met een rotvaart nadert, kies ik tegen beter weten in zijn wiel. Ik hoop dat het me over dit dode punt heen helpt, maar dat werkt natuurlijk voor geen meter. Ik moet ‘m al snel laten gaan en haal nog amper de 290 watt. Ook Marcel Lommers komt me voorbij.
Dat betekent dat ik de laatste Nederlander in koers ben.

Hoe graag ik ook harder wil, zodra mijn hartslag de 170 ingaat voel ik mijn lijf blokkeren. Ik weet niet zo goed wat te doen en blijf daarom vasthouden aan mijn koersplan: ik eet genoeg, drink genoeg en blijf maar tegen m’n maximum van het moment aantrappen. Op de top is er wat pijnverlichting. Er staat flink wat publiek, dat voor iedere coureur volledig uit zijn dak gaat.
“Orange, orange, come on, come on, go go go!”
Eenmaal hier voorbij ben ik snel terug in de realiteit en het feit dat ik vandaag liefst 3800hm moet overwinnen. Ik hou mezelf op de rails met de gedachte aan een afdaling om te herstellen, dat ik daarna op het laagste punt van de dag ben (krap 700 meter) en dat daar mijn supporters weer staan. Zo ga ik degelijk in mijn eentje over een aantal kilometers flowy singletracks. Het is duidelijk ieder voor zich, als ik voor me kan kijken zie ik vooral eenlingen. Wat nog achter me ligt: geen idee, dat het niet heel veel coureurs meer kunnen zijn wil ik niet weten.
De lange afdaling is een zanderig pad, met veel krappe bochten en een paar listige stukken. Technisch zit ik er vandaag lekker in. Sterker nog: ik haal zelfs een paar coureurs in en zie twee bochten lager ook Lommers weer rijden. Aangekomen bij het lastigste stuk zie ik twee concurrenten de ‘chicken-way’ nemen. Even twijfel ik, maar fuck it: ik neem de technische lijn rechtdoor met een paar pittige drops over wortels. Zonder problemen dender ik hier af en ik ben weer twee man voorbij. Gaat het dan toch nog goedkomen vandaag? Ik heb in ieder geval optimaal plezier gehad op dit stuk. Dat pakken ze me niet meer af!
De tweede lange klim
Op weg naar de volgende beklimming gaan we een paar kilometers relatief vlak de vallei door. De wind staat pal tegen. Ongeveer 150 meter voor me rijdt Lommers, maar ik blijf in het groepje waarmee ik beneden ben gekomen. Ik kom zelfs geen meter op kop. Asociaal, maar het is even nodig. Pas als het licht omhoog gaat, nestel ik me wat van voren met in gedachte de aankomende verzorgings- en supportersplek. Daar kom ik zonder problemen als eerste van een groep van een man of zes door.

Ik krijg er een nieuwe moraalboost van als het oranje-legioen weer helemaal gek wordt als ik passeer. Het doet me goed dat ik aan ze voorbij ga met een paar Fransen, Duitsers en Belgen in mijn wiel. Ik laat zo in ieder geval zien dat ik nog een beetje meedoe in het geweld van dit WK. Ik heb dan ook nog de hoop dat ik weer wat kan gaan opschuiven.
En even ziet het er ook zo uit. Ik kan mijn wattage hoog in de 200 houden, rij weg bij de groep en haal onder meer een Japanner in. Heel lang duurt deze ‘opmars’ niet. Al snel loop ik weer tegen mijn innerlijke blokkade aan. Gelukkig blijk ik niet de enige die het moeilijk heeft. Van mijn groep halen alleen twee Duitsers – die ik normaal makkelijk moet kunnen volgen overigens – me in en het gat met Lommers blijft gelijk. Mede daardoor zak ik er mentaal niet helemaal doorheen en blijf ik met met mijn hartslag tegen de 170 zitten. Dat is eigenlijk prima, het gaat alleen niet hard genoeg.

Richting de top begint het er gelukkig ook weer wat beter uit te zien. Ik zie nog verschillende coureurs binnen schootsafstand rijden en ik sluit aan bij Lommers. Eigenlijk hoop ik dat we een tijdje samen kunnen rijden om elkaar er doorheen te slepen (hij heeft het ogenschijnlijk ook zwaar) maar op de uitloper richting een pittig singletrack-stukje kan hij me niet volgen. Ik weet het dan nog niet (maar vrees het wel): hier heb ik de laatste opleving van de dag. Ik haal onder meer een Zuid-Afrikaan, een Zwitser en een Mexicaan in. Hoewel ik zwoeg tot en met, wakkert dit mijn WK-gevoel weer aan. Voordat de afdaling begint zit er nog een poefje door een dorpje en daar zak ik helaas weer snel terug in de algehele malaise. Een coureur uit Lesotho komt me staand op de pedalen voorbij, als Contador in zijn beste dagen. Hoe graag ik ook zou willen, van aanpikken is geen sprake.
De derde lange beklimming
Dat is mentaal niet makkelijk. De gedachte dat ik op de dag dat het allemaal zou moeten gebeuren niet kan doen wat ik wil, blijf ik maar naar de achtergrond schuiven. Het is dat ik weet dat relatief kort na de afdaling mijn vrienden en familie weer staan en daarom blijf ik maar gewoon trappen, met het verstand op nul. De afdaling is niet superlang, maar wel pittig technisch maar net als de vorige twee afdalingen kom ik prima beneden. Het is nog een kilometer of zeven over een cross-country-achtig stuk bergop voordat de laatste klim terug naar Grächen begint en daar merk ik dat het echt uit met de pret is.
Het is tijd voor noodmaatregelen. Ik wil per se een resultaat en niet straks volledig leeg moeten opgeven. Als ik mezelf zo tegen en over het randje blijf duwen, gaat dat wel gebeuren. Hoe langzaam ik ook ga. Ik stop even om mijn powermeter te kalibreren (die heeft wat kuren) en hierna bouw ik wat extra reserve in, zodat ik de laatste 800hm in ieder geval gewoon op kan trappen. En lopen, want ik weet dat er nog een gigantische muur aan zit te komen.
De gedachte dat daar mijn twee broers zullen staan is een aangename en zorgt er zelfs voor dat ik er naar deze loodzware passage uitkijk. Eerst moet ik echter nog een flink stuk asfaltklim overwinnen. Daar krijg ik gelukkig weer een zet richting positiviteit dankzij mijn familie en vrienden die langs de kant van de weg staan. Met muziek en aanmoedigingen beuren ze me op. Omdat het verder rustig is op het stuk (ik merk dat ik ver, ver in het achterveld lig) kan ik nu alles wél goed verstaan. Op de klanken van “Hoor je het ruisen der golven” en “Gaan met die banaan” schakel ik een tand bij. Ik blijf maar simpelweg duwen en heb even de illusie dat ik het tempo van klim twee weer op kan pakken. Na een paar honderd meter kan ook dat plan de ijskast in. Innerlijke blokkade, mentale kwelling. Het gaat maar door.
Zo ga ik uiterst traag richting het loopstuk. Ik weet dat ik in ieder geval nog een man of tien achter me heb en gelukkig zie ik een Fransman en een Amerikaan voor me rijden. Ik ben in ieder geval nog íets van competitief bezig. Na een klein half uur met het verstand op nul de benen laten draaien ben ik aanbeland op het loopstuk. Met een zucht stap ik van de fiets af en begin ik mijn fiets omhoog te duwen, hopelijk op weg naar de Amerikaan.
Het is stil in het bos. Heel veel moraal om hier aan hoog tempo naar boven te lopen heb ik niet meer. Ik ben kapot. Fysiek leeg, mentaal ook. Maar dan zie ik ergens iets van een rood-wit-blauwe vlag op een rots liggen. En hoor ik een bekende stem.
“Kom op Juul, goed bezig jongen!”
Dat valt te bediscussiëren, denk ik. Dan, een andere bekende stem:
“Er zit hier een grote groep voor je, die kun je nog hebben.”
Verdomme, die broers van me hebben gelijk ook. De boel laten lopen op een WK is geen optie. Als een stoomtrein die bij een station wegrijdt verhoog ik de snelheid van mijn passen omhoog. Ik zit al snel aan mijn limiet, maar ik ga in ieder geval weer wat vooruit. Zeker als ik bij mijn twee broers ben en ze achter me blijven lopen om me aan te blijven moedigen. De Amerikaan komt snel dichterbij en hop: in de laatste tien meter loop ik hem nog voorbij.
Met het laatste beetje lucht dat ik nog heb bedank ik mijn broers en spring ik weer op de fiets.


Op weg naar de finish
Het is nu nog krap 200 hoogtemeters naar hetzelfde pad als dat van de startlus, dat we nu andersom rijden. Ik heb niet echt de illusie meer om heel veel op te schuiven, maar dit WK blijkt op alle fronten een slagveld. Nog voordat de klim begint heb ik de Fransman ingehaald en halverwege staan ook nog twee Zwitsers stil met materiaalpech. Eén komt nog terug, maar de ander hou ik achter me. Het begin van de laatste afdaling voelt als een grote bevrijding. Het is nog een verrassend lastig pad naar beneden (het enige stuk dat ik niet heb verkend) maar in groot contrast met mijn conditionele rijden blijft het dalen voor mijn doen soepel gaan.
Anderhalve kilometer voor de streep zie ik zelfs nog de coureur uit Lesotho rijden. Op de laatste rechte lijn zet ik nog een keer goed aan om hem nog in te halen, maar dat is tevergeefs. Na 5.36u passeer ik de streep, waar al mijn supporters op me staan te wachten. Ik ben 138e geworden (mede dankzij flink wat uitvallers), meer dan 1 uur en 18 minuten na de Columbiaanse wereldkampioen Hector Paez. Het gevoel dat me overvalt kan ik lastig plaatsen. Het is een mix van blijheid, opluchting en nagenieten, maar zeker ook teleurstelling en totale fysieke en mentale vermoeidheid. Gelukkig herinneren mijn familie en vrienden met enthousiaste felicitaties me eraan dat het niet niks was wat ik deze dag heb gedaan.

De evaluatie
Nu, krap een week na deze intensieve dag, heb ik nog steeds moeite om alle indrukken en gevoelens op de fiets een plaats te geven. De week van het WK was fantastisch en onvergetelijk, met mijn beste fietsmaat Bart een week in een prachtig huis toeleven naar deze grote wedstrijd, de laatste paar dagen ook met familie en (onverwacht) vrienden erbij. De entourage en beleving van de wedstrijd was super bijzonder en van een orde die ik nog niet eerder heb meegemaakt. Wat dat betreft kon het allemaal niet mooier.
Toch is er ook die teleurstelling van het conditioneel ondermaats presteren. De afgelopen week is wat dat betreft veel door mijn hoofd gespookt. De feiten (ik trapte gemiddeld 30 tot 40 watt minder dan een gemiddelde etappe in de Transalp), de gemaakte keuzes, al de opofferingen en inspanningen die ik deed om dit WK op alle fronten tot een succes te maken.

Het terugkijken van de livebeelden en het schrijven van dit blog heeft gelukkig geholpen om alles een beetje op een rijtje te zetten en er van te kunnen nagenieten. Als ik mezelf op Youtube in de eerste kilometers goed mee zie doen in dit startveld maakt me dat toch wel trots. Hetzelfde gevoel krijg ik als ik tekstueel terughaal dat ik in fysiek en vooral ook mentaal moeilijke omstandigheden door ben blijven rijden en er het maximale heb uitgehaald. Ook over het materiaal (dat functioneerde perfect) en hoe ik de downhills heb gereden ben ik tevreden.
Eén duidelijke reden waarom het conditioneel niet ging zoals gehoopt en de goede benen die ik in de dagen vooraf voelde niet aanwezig waren kan ik niet aanwijzen. Waarschijnlijk heeft onze acclimatisatie-periode van bijna een week niet goed uitgepakt, misschien hadden Bart (hij viel uit, totaal niet fit) en ik wel iets onder de leden en als ik terugdenk ben ik in de eerste 20 kilometer toch wel wat optimistisch geweest. Het extra aanzetten op de top van de eerste klim, het aanhaken in een groep op het tussenstuk, het wiel pakken van Hauser en Schoggl beneden: het heeft me in combinatie met de hoogte waarschijnlijk net over het randje getild. Tel daarbij op de extra druk die ik mezelf heb opgelegd met het volledig (online) delen van deze WK-periode (inclusief lange aanloop) en de spanning die zo’n grote race met zich meebrengt. Al lukte me het best goed om kalm te blijven.
Ik weet zeker: als ik alles op safe had gespeeld en me zowel in de voorbereiding als tijdens de wedstrijd koest had gehouden op alle fronten, dan was ik zeker bij de beste 120 en misschien wel beste 100 gefinisht. Maar ik wilde een keer ervaren hoe het is om volledig gefocust toe te leven naar zo’n evenement (en daar ook over vertellen). Dat dat in één keer helemaal goed zou gaan, was misschien ook wel een iets naïeve gedachte. Toch zie ik dat ook als een wijze, pijnlijke, maar vooral ook mooie laatste les van mijn Project Elite: bij échte topsport en presteren op de toppen van je kunnen komt heel, heel veel kijken. Zeker als alles op één grote dag moet samenkomen in een ongewone, met allerlei soort spanning omgeven setting.
Want nee, dit was geen normale wedstrijd. Dit was overduidelijk een echt WK. Dat wilde ik, en dat heb ik gelukkig gekregen!
