Hoppa! De eerste schifting heb ik overleefd, mijn vertrouwen in de goede dag waar ik zo op heb gehoopt groeit.  Ik zie op de top van de eerste beklimming klasbakken als Ramses Bekkenk en Remco Smits vlak voor me. Maar dan gaat het de verkeerde kant op. Op het tweede poefje nadert mijn hartslag erg snel de 190, ver boven m’n omslagpunt. Op het gigantische modderpad bovenop glij ik op hangen en wurgen in het laatste wiel. De stress neemt toe. Wat moet ik doen? De boel forceren? Lossen? Ik moet nu een keuze maken, anders is er geen weg terug!

Even los van de beslissing die ik in deze split-second maak, rij ik krap vijf uur en heel veel modder later als elfde elite-renner over de streep op het NK Marathon. Samen met nummer tien Jeroen Boelen, de topper wie na een imposante carrière zijn laatste NK reed en met wie ik zeker de helft van de koers samen heb gereden. In de 114 kilometer van de Bart Brentjens Challenge heb ik ontzettend veel meegemaakt, maar ik ben daar op de manier mee omgegaan zoals ik het vooraf had gepland. Daarnaast had ik ook de benen waarop gehoopt. Dat ik ooit zo’n uitslag kon rijden had ik nooit durven dromen, een heel fijn vervolg van het ‘elite-project’ dat ik begin 2016 ben begonnen.

Hoewel het een lang en zwaar seizoen is geweest, heb ik in de laatste twee maanden naar het NK Marathon geen moeite om me te motiveren. Samen met trainer Guido Vroemen werk ik toe naar 8 oktober en dat is eigenlijk niet zo heel ingewikkeld. Door de vele wedstrijden die ik ook in deze periode nog rijd weet ik dat het met mijn duurvermogen meer dan goed zit. Ik heb een waardevolle trainingsweek tijdens een vriendenvakantie in de Vogezen, doe een keer een goede verkenning en krik de conditie nog verder op bij de strijders van De Wedrenners. In de overgebleven tijd doe ik nog enkele pittige interval-trainingen.

Als ik op d-day op de eerste rij mag opstellen (met dank aan de punten die ik heb verzameld tijdens mijn mislukte WK-kwalificatiepogingen) weet ik dat ik er fysiek klaar voor ben. Ook aan mijn Specialized Epic FSR gaat het niet liggen. Alhoewel het veel meer regent dan verwacht blijf ik bij mijn keuze voor Specialized Fast Track 2.2 Control banden (ze worden inmiddels niet meer verkocht), omdat ze snel en sterk zijn en ik daar in een eerdere natte BBC ook goed mee uit de voeten kon. Mijn remblokken zijn nieuw en van de hardste soort, verzorger Jan staat (met reservewielen en bidons) klaar in alle techzones en ik heb het parcours goed in mijn hoofd zitten (mede dankzij wat extra verkenningen in de dagen vooraf).

Hier vraagt professional Marc de Maar vlak voor de start aan mij wat te doen qua kledingkeuze. Even later mag ik ook schuilen onder de paraplu van titelverdediger Jasper Ockeloen. Ja mensen, als je op de eerste startrij staat hoor je er helemaal bij!  Foto: Sportograf.com

Dat ik helemaal vooraan sta, zorgt niet voor extra zenuwen. Ik heb ook niet de illusie om helemaal voorin de eerste hectische, vlakke kilometers te overleven. Ik zie het vooral als een kans om zonder te diep in het rood te gaan op een mooie positie het veld in te duiken. En dat is precies hoe ik de eerste kilometers doorkom. De eerste onverharde meters zijn een water-inferno eersteklas, maar ik zit ondanks de bizarre modderplassen waar we doorheen moeten zonder al te veel capriolen bij de eerste dertig. Op de brede asfaltweg het viaduct over verlies ik wat plaatsen, maar die win ik weer terug als ik ineens een gat zie waar ik met volle overgave induik. Ik zit daardoor aan de linkerkant bij het oprijden van het weiland (waar de buitenkant al jaren mijn voorkeur heeft), maar gelukkig kom ik zonder al te veel tijdverlies deze flessenhals door.

En we zijn los! Foto: Sportograf.com

Na het weiland gaat het echt beginnen. De eerste beklimming, het aanvoelen van de benen, het meten met de concurrentie, het zoeken naar de juiste groep. Ik zit in het wiel van Erik Dekker. Mooi, denk ik, maar hij kan vroeger dan wel Tour-etappes hebben gewonnen en onlangs nog een rit in de Crocodile Trophy hebben gepakt: ik kan op dit moment harder. Ik schakel bij, ga hem voorbij en ga op mijn pedalen staan. Het is nu helemaal standje maximaal. Ik haal nog meer renners in. Bij het oversteken van de weg kijk ik achter me en zie ik een grote leegte. Zelf sluit ik net aan bij een groep van een man of vijf, met op kop Bekkenk.

Bekkenk (behoeft geen introductie) had een wat stroeve start maar trok daarna de gaskraan goed open. Ik haak achter Bart Pennings, Remco Smits en Anne Mark van der Vlag mijn wagon nog nèt aan. Ver op de achtergrond breekt het. Foto: Bart Brentjens Challenge

Vijf intensieve minuten later moet ik een keuze maken. Bekkenk trekt vol door en dat gaat hard. Ik kijk om. De volgende groep rijdt op zeker 200 meter achterstand. Ga ik deze positie zomaar prijsgeven? Dan realiseer ik me pas echt dat het vandaag geen normale dag gaat worden. De omstandigheden zijn bizar. Als je dan een klap van de hamer krijgt, komt-ie veel harder aan. De kachel niet meer kunnen stoken, al is het maar een minuut of tien, kan desastreus zijn voor bovenlijf (kou) en benen (blokkeren). Ik hoef niet meer na te denken. Ik heb simpelweg geen keuze en laat – net voordat mijn hartslag de 190 aantikt – de mannen voor me rijden

Ik zie al snel het positieve van die beslissing in. Het geeft me de tijd om even wat meer op reserve te rijden voordat ik word bijgehaald. Dat gebeurt een afdaling en een klimmetje later. Heel lang blijven we als groep niet bij elkaar. Waar het op de eerste lange beklimming in De Voerstreek eerdere jaren nog een lang lint was, zijn de verschillen nu al een stuk groter. Ik kom samen te rijden met Mattijn Motshagen, die op een van de eerste plekken bij de amateurs ligt, en besluit bij hem te blijven.

Op pad met Motshagen (tot kilometer 95 ongeveeer). Hij was in het begin van de klimmen telkens sterker, ik nam richting de top vaak over. Foto: Sportograf.com

We sluiten een stilzwijgend verbond en zo vliegen de hectische eerste twintig kilometer voorbij. Ik krijg nog wat hulp van Portugal Tour-partner Lomas, maar focus vooral op mijn eigen tempo dat precies matcht met dat van Motshagen. Ik hou mijn concentratielevel zo hoog mogelijk, neem niet teveel risico in de afdalingen en trap mezelf op de beklimming tegen het randje aan, maar er zeker niet over. Ondertussen beginnen de extreme omstandigheden (ik heb nog nooit zoveel modder en water in een wedstrijd gezien) zijn tol te eisen bij de concurrentie. We halen diverse pechgevallen in, sommige mannen moeten hun te snelle start al bekopen. Ikzelf hou m’n fiets nét recht bij de rivierpassage na De Plank.

We zijn voor mijn gevoel echter erg snel bij de altijd lastige passage voor Eperheide. Daar merk ik voor het eerst dat de benen écht goed zijn. Mattijn en ik zijn inmiddels aangesloten bij Erik Groen en Rob van der Werf en we pikken Bart Pennings op. Waar de drie mannen voor me Pennings snel inhalen, kan ik er niet voorbij waardoor ik in de afdaling zeker 150 meter achter lig. Op de klim die volgt rij ik echter redelijk vlot terug en bovenop trap ik makkelijk naar het wiel van Groen, die een paar meter voorsprong heeft gepakt.

Hoewel ik last krijg van flinke chainsuck (dat gelukkig verdwijnt met het rijden door een paar waterplassen) is het na dit korte stressmoment tijd voor rust. Van der Werf bevestigt nog maar eens dat het nog een lange dag gaat worden en zet zich met een degelijk tempo (dat ik zonder problemen kan volgen) op kop. Achter ons lijken de verschillen groot. Ik zit op dit moment totaal comfortabel en besluit dat dit de groep moet gaan zijn waar ik zo lang mogelijk bij wil blijven.

Comfortabel in het wiel van Van der Werf op een van de nieuwe stukken van het parcours. Nog geen halve minuut later schoof Van der Werf onderuit en begonnen wat hectische kilometers. Foto: Gerry van Loon

Maar in een Bart Brentjens Challenge met dit weer weet je dat dingen nooit lang hetzelfde blijven. Het duurt niet lang voordat het raak is: bij het inrijden van een singletrack-afdaling schuift Van der Werf hard onderuit. We kunnen er niet langs en verliezen zeker tien seconden. Van der Werf (sorry Rob) gaat 150 meter later nog eens vol op zijn plaat en ik besluit de rest van het pad wijselijk op slakkentempo naar beneden te gaan. Het duurt niet lang voordat we zijn bijgehaald door een achtervolgende groep en dan, het kon ook niet uitblijven, is het moment daar.

Chaos!

Op de snelle kilometers naar de dubbele beklimming van de Gulpenerberg (de Koning van Spanje) is het hectiek all over the place. Ik ben even kwijt wat er allemaal gebeurt en dreig in paniek te raken. Met een man of tien (ik herken onder meer de lekgereden Bram Rood en ook Jeroen Boelen) gaat het volle bak en al vechtend voor posities over smalle gladde paadjes. Rood gaat een keer dwars, ik moet zelf door al het geglij ook een gaatje laten vallen dat ik op een stuk vals plat gelukkig weer dicht rijd. Op de beklimming langs de camping is de modder van het meest plakkerige soort. Mijn achterband heeft er moeite mee. Terwijl ik een korte (inmiddels uitgesproken) ruzie heb met een wegrenner die het verbaal gemunt heeft op mijn jonge clubgenoot Teus Ruijter (ook hij is knap aangesloten) verlies ik plekken en moet ik als enige van de fiets af.

Even laat ik een pessimistische gedachte toe: fuck, ik moet ze allemaal laten gaan. Wonder boven wonder kan ik er al rennend aardig bijblijven. Het veroorzaakt de eerste krampscheuten, maar ik hang op dat verdomde steile asfaltstukje op het einde van de klim wel nog in het laatste wiel en kan Boelen, die een klein gaatje laat vallen, nog voorbij.

Tien seconden voordat Van der Werf onderuit ging, deed ik m’n windjackie uit. In de twee beklimmingen daarna deed ik ook fysiek m’n jas uit. Amai, hier op de Koning van Spanje, zat ik niet lekker. Foto: Bart Brentjens Challenge

Na de afdaling pak ik van Jan een bidon aan en dan volgt de steile kant van de Gulpenerberg. Vooraan de groep wordt vol doorgetrokken (onder andere door Tibor Zwaan). Met de kramp in mijn gedachte blijf ik mijn eigen tempo rijden. Bovenaan zit ik met Boelen, Groen en Wim de Bruin (de latere kampioen bij de amateurs).

Ik voel dat de kramp op de achtergrond aanwezig blijft en voel me niet meer zo sterk als een half uur geleden. Ik weet ook dat ik deze groep absoluut niet mag laten gaan. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Op de kortere poefjes in de volgende kilometers hou ik weliswaar het laatste wiel, maar na de afdaling moet ik telkens een gat dichtrijden. Het verschil met een groepje van een man of vier voor ons blijft klein, en daardoor blijft ons tempo hoog. In een lastige, langere afdaling moet ik nu een groter gat laten. Weer is daar even wat pessimisme.

Shit, is het nu toch uit met de pret. Moet ik er definitief af?

Ik weet dat de volgende klim een key-moment in koers is. Na de top volgt het snelle stuk op het Plateau van Margraten. De mannen met wie je hier boven komt, zijn je compagnons voor een langere tijd. Ik zie dat Boelen, Groen en De Bruin de aansluiting hebben gemaakt en er vormt zich ongeveer 150 meter voor me een groep van een man of acht. Daar móet ik bijzitten en als ik bergop een versnelling plaats om het gat dicht te rijden, merk ik dat het goede gevoel in de benen weer terug is. Dat ging gemakkelijk!

In een grote groep op het plateau, precies zoals ik het had bedacht vooraf.  Foto: Gerry van Loon

Nu is het zaak om zo fris mogelijk aan de finale te beginnen, die over ongeveer dertig kilometer begint bij het asfaltklimmetje bij Cadier en Keer. In mijn groep oogt Marcel Lommers sterk, er rijdt een (Belgische?) master aardig door maar voor de rest ligt het tempo niet altijd even hoog. Ik kan me enkele foutjes (totaal verkeerd spoor op een pad tussen weilanden, te ver naar achter bij het tunneltje onder de Rijksweg) permitteren zonder in de problemen te komen. Toch wordt de groep kleiner. De Belg rijdt lek, Edwin Geerdink zet zijn cartouche in zijn strijd om de amateurtitel in en rijdt weg en Lommers rijdt in een afdaling in een geul, moet van de fiets af en raakt ons kwijt.

Op de lastige beklimming richting de verzorging bij Bemelen rijdt Boelen op kop en moet zijn teamgenoot Groen (in zijn wiel) in een gat laten. Even denk ik aan slimme tactiek, maar al snel blijkt dat Groen erdoor heen zakt. Ik versnel en rij het gat dicht op Boelen dicht, dat lukt in mijn kielzog ook Teus, Mottshagen en – met moeite- De Bruin. We laten Groen, toch niet de minste, achter.

Bovenop bij Bemelen. Groen is er af, De Bruin krijgt het gaatje nog net gedicht. Ik heb nadat ik het gat gedicht heb op Boelen meteen overgenomen. Op naar de finale! Foto: Ben van Reeden.

Met zijn vijven naderen we zo de finale. Omdat de rest amper nog over kan nemen (al doet Boelen nog wel een poging) weet ik dat ik de sterkere ben. Ik besluit daarom gewoon mijn eigen tempo te blijven rijden. Ik weet ook dat de koppositie een voordeel is op twee gladde passages vlak voor het klimmetje bij Cadier en Keer. Die kan ik daardoor veilig rijden (ik heb een hekel aan gladde sporen met links en rechts prikkeldraad). Dan heb ik ook al mijn plan klaar: die kuitenbijter (waar je een stukje asfalt afsnijdt over steil pad vol stenen) ga ik volle bak oprijden en als ik dan alleen of met iemand anders overblijf, is het bal definitief geopend.

Ik krijg er de kans niet voor.

Honderd meter voor de klim valt (ik denk door een steentje in de modder ofzo) mijn ketting eraf. Ik moet stoppen en door alle drek duurt het een eeuwigheid (ik gok zeker 15 seconden) voordat ik weer verder kan. GEEN paniek! Blijf in GODSNAAM kalm! Oftewel: de adrenaline stoomt uit mijn oren. Het is nu alles of niets, Van Loon!

Ik rij zoals gepland de klim volle bak op, nu helaas om de achterstand goed te maken. Ik ga misschien nog wel dieper dan gepland. Mijn bovenbenen ontploffen, ik snak naar adem. Gelukkig is het niet voor niets: boven sluit ik weer aan bij Mottshagen, De Bruin en Teus. Boelen heeft 50 meter voorsprong en ik twijfel geen moment: mijn moraal is door de gerepareerde schade hoog, de benen nog goed. Ik trek door en sluit vlak voor de afdaling aan, de anderen zitten met hun vingers tussen de deur in mijn wiel.

Mijn tactiek heeft gewerkt: ik heb nog energie over. Na de afdaling rijden Boelen en ik zonder te versnellen bij de rest weg. Al snel spreken we af om samen te blijven. Nog vier beklimmingen te gaan. Ik hoor dat Boelen het op de eerstvolgende lastig heeft in mijn wiel. Bij de verzorgingspost vraagt hij om een gelletje aan de mensen daar, dat gaat mis en 50 meter later druk ik hem een van mijn gelletjes in zijn hand. Het duurt niet lang of hij is er weer bovenop en zo rijden we samen de laatste 10 kilometer. Daarin halen we Geerdink en een verdwaalde wegrenner in.

We ontwikkelen nog een mooi tempo zonder elkaar helemaal kapot te rijden, en alhoewel deze bizarre koers zijn tol geëist heeft voor lichaam en materiaal (alles, écht alles zit onder de modder) ben ik volop aan het genieten. Ik weet dat een goede klassering niet meer mis kan gaan en vind het mooi dat ik samen met een prachtcoureur als Boelen richting de streep aan het rijden ben, in zijn op één na laatste wedstrijd en zijn laatste NK.  

In de laatste afdalingen stond ik op standje safe en was ik niet heel scherp meer, waardoor Boelen telkens met een klein gaatje beneden kwam. Ik denk dat-ie telkens een keer of zes-zeven omkeek om er zeker van te zijn dat ik weer in zijn wiel zat. Foto: Sportograf.com

We overwinnen al ouwehoerend de laatste lastige stukken (“Jeroen, ben ik er nu bij tijdens de laatste beklimming in je carrière?”) en passeren de streep na 4 uur en 52 minuten. Zonder te sprinten, allebei met een smile op ons gezicht. Boelen als tiende, ik als elfde.

Hij voor een van de laatste keren in zijn carrière, en ik? Ik misschien wel gemotiveerder dan ooit.

Op naar 2018!  

We waren allebei blij dat de finish in zicht was én erover uit dat we om dat ene plekje niet gingen sprinten. Foto: Sportograf.com
Deze keer niet alleen een saluut voor Pa ‘De Generaal’ van Loon, maar ook voor Boelen. Foto: Sportograf.com

Naderhand..
… is er veel plaats voor blijdschap. Omdat zowel mijn hartslagmeter als mijn powermeter door al de nattigheid er na een uur koers de brui aan gaven, weet ik niet hoe ik in vergelijking tot andere wedstrijden (en het NK van vorig jaar) heb gereden, maar wat ik wel weet is dat er niet meer inzat. Natuurlijk, de vele uitvallers maakten het mede mogelijk om zo dicht tegen de top tien te finishen, maar dat ik zo’n koers als dit op zo’n (relatief) soepele manier door kan komen tussen dit soort coureurs is nogmaals een bevestiging dat ik me de laatste twee jaar flink heb ontwikkeld in het marathonbiken. Dat ik misschien zelfs recht had op meer (er is her en der, per ongeluk, wat afgesneden) deert me eigenlijk niet. Elfde van Nederland. In een tijd die weliswaar ruim langzamer was dan winnaar Lars Boom (lees: een half uur), maar die ook goed was geweest voor zilver bij de Masters 30+ en goud bij de amateurs (de twee categorieën waar ik twee jaar geleden in uitkwam).  Ik had er vooraf voor getekend.

Dat alles had ik niet voor elkaar kunnen krijgen zonder trainer Guido Vroemen en de trouwe sponsoren van ons team, Thijs Hendriks Tweewielers in Wanroij in het bijzonder, en daarnaast ook sitepartner 9thWave Cycling.  Daarnaast was dit NK mede een succes dankzij trouwe vriend Jan in de verzorging, mijn vader op vele plekken langs het parcours  als mentale support (en als volleerd camping-soigneur de dagen vooraf ).  Ook de steun vooraf (en kort onderweg) van Lomas en de aanmoedigingen van fietsmaat Jarfon, teamtacticus Mart, teamanalist Joan (en zijn vrouw Gerrie) en heel veel andere mensen die mijn naam onderweg hebben geroepen waren zeer waardevol. Die mentale opkikkers helpen enorm. 

De komende tijd gaat de gaskraan een beetje dicht, om waarschijnlijk tijdens Hoek van Holland – Den Helder weer even te worden geopend. Intussen worden ook de eerste plannen voor het nieuwe seizoen alweer gemaakt…