Blog Veenendaal: een wegwedstrijdje te veel
Je moet het ook weer niet gaan overdrijven, dat wegjeanetten. Dat ondervond ik vorig jaar al een keer toen ik me aan het einde van de zomer na een aantal redelijk verlopen wegwedstrijdjes inschreef voor een ultiem criterium in Ede, bij de Amateurs A. Na 3 kilometer en 732 meter lag ik er al af op een onmogelijk parcours vol lastige chicanes en niet veel later werd ik op het amper een kilometer lange rondje gedubbeld, terwijl ik de 287 redenen waarom wegracen níet leuk is in mijn gedachten opsomde.
Een paar weken daarvoor had ik echter wél een lekkere wedstrijd gereden in Veenendaal, om precies te zijn de afwachtingswedstrijd van de Arnhem-Veenendaal Classic. Een omloop van tien kilometer, geen lastige bochten én meerdere klimmetjes. Het paradijs voor de mountainbiker met wegambities, al bleef het voor mij beperkt tot een anonieme finish in het sportklasse-peloton. Met een voor mijn gevoel betere conditie (aangevuld met een stukje supercompensatie uit de Trans Schwarzwald) en weer een paar redelijke wegwedstrijdjes in de benen leefde ik deze week vol verwachting toe naar mijn tweede deelname aan deze race, met deze keer een gecombineerde start voor sportklasse, A-amateurs en junioren.
Toen ik twee dagen voor de koers echter vernam dat de prachtige omloop vervangen was door een criterium over een vlak rondje van twee kilometer met een hoop lastige bochten, had ik eieren voor mijn geld moeten kiezen en thuis moeten blijven. Dat deed ik niet.

Goed. Voordat de race voortijdig werd afgevlagd omdat het water echt met bakken uit de hemel kwam en de donder en bliksem erg dichtbij waren, had ik tot mijn eigen frustratie ontelbaar keer geconstateerd dat ik flink moet werken aan mijn bochtentechniek. Een rondje of vijf gaatjes van een meter of twee dichtrijden lukt nog wel, maar daarna wordt het lastiger en lastiger. Helemaal als je meerdere keren ‘met het hol open’ mensen die er afwapperen probeert te passeren om maar angstvallig te kunnen blijven aanpikken bij de staart van het peloton. Ik moest er logischerwijs redelijk vlot aan geloven: ik werd gelost.
Ik had echter redelijk snel geaccepteerd dat er niet meer in ging zitten dan een anonieme finish in het tweede peloton én had voldoende motivatie verzameld om door te rijden, maar toen we na 35 van de 60 kilometer mochten stoppen in de stromende regen vond ik dat totaal niet erg. Mijn tellertje gaf 9,8 graden Celsius aan. Midden in augustus.
Op de terugweg richting auto dacht ik aan een aantal conversaties van het uur ervoor. Van de dames bij de inschrijving (“Net was hier ook een meisje dat Juul heette”), een chagrijnige bewoonster die een klein stukje om moest fietsen (“Ik woon potdomme in deze wijk”) tot het KNWU-jurylid die lang bleef volhouden dat ik mijn licentie moest inleveren om een chip te huren, terwijl ik die een kwartiertje daarvoor toch echt bij de dames in de permanence moest afgeven. Het droeg allemaal niet bij aan mijn humeur, dat tijdens de koers verder afdaalde richting de temperatuur van de dag. En dat kwam niet alleen door mijn hoekige bochten.
Tijdens de wedstrijd hoorde ik namelijk weer regelmatig een flikse scheldpartij (“Wat ben jij een ongelooflijke neetnek”) tussen coureurs die van elkaar vonden dat ze rare manoeuvres maakte of onnodig een gaatje lieten vallen en ook na de finish bleef het onderling gevit doorgaan. Op een of andere manier ligt het bij die wegrenners áltijd aan een ander als ze eraf waaien danwel onderuit schuiven.
Zo, dat is er uit. En nu ga ik snel kijken wanneer ik snel weer een keer kan wegjeanetten. Want het is eigenlijk toch best leuk.