Op de achtergrond glimt de imposante Dachstein-zuidwand in de zon. Hemelsbreed vele kilometers daarvoor, op het terras van berghut Schafalm, staat een rijtje mountainbikers: Hector Leonardo Paez, Greete Steinburg. Daniel Geismayr. Allemaal in de leiderstrui van hun klassement van de Alpentour Trophy. In het rood staat de Duitser Benjamin Michael, als eindwinnaar in de sportklasse (amateurs). Poh, dat beeld doet me toch wel een beetje pijn. Drie minuten maakte ik op hem goed in afsluitende klimtijdrit van vandaag. Net niet genoeg om in zijn plaats op het podium in te mogen nemen.

In mijn vorige blog over de BeMC sprak ik over mijn wens om een keer in een leiderstrui van een meerdaagse marathon te rijden. En dat de keuze voor een master-licentie die kansen daarop sterk vergroot. Mijn poging om die missie te laten slagen gaat verder bij de Alpentour Trophy, een prachtige vierdaagse koers rondom het Oostenrijkse Schladming.

Niet op de foto: de Dachstein-zuidwand én (helaas) de schrijver van dit artikel.

Het is een wedstrijd die ik goed ken, tot en met 2016 stond ik er in totaal zes keer aan de start. Nu keer ik na lange tijd dus terug, en is de wedstrijd onderdeel van een lange roadtrip. Op de heenweg reed ik al de Rhens Hünsruck marathon, na de Alpentour volgen nog de Transalp en Transmaurienne. Al die wedstrijden rijd ik met een ander doel. De Transalp voor een zo goed mogelijk resultaat met Joep, een jonge marathonbiker die ik nu ruim een seizoen coach. De Transmaurienne, met waarschijnlijk een technisch parcours buiten mijn comfortzone, als avontuur. En de Alpentour. Ja, die dus om prijzen te pakken, het liefst een leiderstrui.

De Alpentour Trophy is ook een UCI-S1 wedstrijd, en dus staat er een hele sloot sterke coureurs aan de start in een klassement dat er voor mij niet toe doet. Om in mijn plan te slagen, lijkt het me verstandig om van die toppers te profiteren. Dus zet ik op de openingsklim van de eerste etappe de gaskraan volledig open. Vandaag geen ruimte voor de behoudende start, het is all-in. Het gaat in eerste instantie voortvarend. Als de eerste bergoplopende asfalstrook erop zit, hang ik aan het eerste pelotonnetje van een man of dertig, met geen enkele andere sportklasse coureur.

Het parcours van de Alpentour Trophy is al jaren vrijwel ongewijzigd, op de volgorde in etappes na. Deze startklim gaat na het asfalt, ook al heb je ‘m meer dan tien keer opgereden, altijd langer door dan je denkt.

Er is alleen één probleem. Mijn powermeter doet het niet. Het is normaal gesproken mijn houvast, mijn graadmeter om te weten of ik te hard of te zacht gaat. Nu moet ik terugvallen op mijn gevoel. Dat is goed, misschien wel te goed, en ik weet daardoor niet zo goed wat te doen. Op de afwisselende klim naar Türlwandhutte val ik daarom wat tussen wal en schip. Ik word bijgehaald door trainingsmaat Robin Overeem (uitkomend in de UCI-categorie), en een grote Duitser in het blauw. Een sportklasse-coureur, waarvan ik op dat moment nog niet weet dat hij dat klassement vorig jaar heeft gewonnen.

Ik zoek een beetje naar het juiste tempo. Kom alleen te zitten als ik op de top even moet stoppen vanwege een gebroken spaak. Richting het zware laatste gedeelte van de etappe rij ik mee over met een Costa Ricaan. Voor mijn gevoel ben ik klaar voor inhaalrace op de lastige klim vanuit Pichl, een gruwelijk steile, slechtlopende poekel waar ik bij vorige deelnames steevast naar de klote ging. Zo ook nu. Ik strand op een meter of vijftien van het wiel van Robin, maar val dan stil. Mijn enthousiaste start en wisselende tempo heeft me genekt. Net als de warmte, die ik heb onderschat. Ik word gestraft voor te slecht hydrateren en te enthousiast Amacx-gelletjes happen. 

Ik word nog derde in de sportklasse 2 (Masters 30+), maar verlies liefst 8 minuten op de winnaar. 

Dat gaat me niet nog een keer gebeuren. Ik hou me vast aan eerdere Alpen-meerdaagsen in vergelijkbare omstandigheden. Daar volgde na een slechte eerste dag (het is een patroon) steevast een goed vervolg. Ik grijp daarom terug op mijn beproefde tactiek: de neus op de powermeter, die het dankzij een nieuw batterijtje weer doet. De etappe van vandaag is prachtig, met een paar mooie trails en de prachtige passage langs de Giglacher See. De klim daar naar toe is alleen lang, en loopt steil toe. Dus houd ik me op de eerste twee lange beklimmingen wat in.

Dit stukje wandelen aan de voet van de tweede beklimming kost me iets meer tijd dan nodig. Niet omdat ik te rustig loop, wel omdat ik net wat te ver naar achter zit, en wat pech heb met een paar traag dalende en wandelende E-bikers. Ik verlies wat bekende mannen uit het oog, maar probeer dat om te draaien naar een voordeel: het maakt het makkelijker om mijn eigen tempo te rijden.

Het lijkt de juiste keuze, want ik haal Tobias Schmidtmann (tweede in het klassement) in en sluit op de tweede top aan bij Robin én Michael, de leider van de sportklasse. We komen samen beneden, maar dan voel ik mijn achterband. Kak, die is slap. Ben ik toch te hard door die kuil gereden, aan het begin van de afdaling. Robin merkt het op en geeft aan te willen wachten. Op een gunstig moment klik ik uit, ram er zo snel mogelijk een patroon in en spring weer op de fiets. De schade is 45 seconden, maar op het vals platte stuk richting de klim naar Giglacher See rij ik samen met Robin – de held van de dag- het gat grotendeels dicht.

Daarna ontstaat een pittig gevecht. Eerst met Michael. Het pad naar de top gaat vrijwel rechtuit omhoog, is eindeloos steil en de goede man rijdt, weliswaar met een lage cadans, hard omhoog. Met een op-het-randje-inspanning sluit ik precies op de top aan en omdat ik op de trails boven, waar hij wat loopt te klooien, brutaal het initiatief neem komen we ook samen beneden. Alleen komt op de laatste rotsenpad door het bos als een duveltje uit een doosje Schmidtman voorbij denderen. Oké, dit wordt spannend voor de etappezege.

Beeld van klassementsleider Benjamin Michael boven op de top bij Giglacher See. Ik sta net niet op de foto. Hier weet hij nog niet dat ik ‘m op het eerstvolgende trail voorbij ga steken.

Omdat Michael als een razende roeland de vallei uitknalt, beginnen we samen aan de slotklim.

Ik weet dat ik het niet van de flow-afdaling naar de finish moet hebben. Dus voer ik het tempo bergop op. Niet voldoende om ze te lossen. Ook niet als ik op het laatste stuk écht een keer goed aanzet. Na een korte asfaltafdaling sprint ik samen met Schmidtmann af op het begin van de laatste afdaling. Wie daar als eerste in gaat, heeft gewonnen. Dat wordt de Duitser, ik word vlak voor Michael wel tweede in de daguitslag.

Hoewel de lange beklimming naar Hauser Kaibling is aangepast ten opzichte van mijn vorige deelnames (iets langer, iets minder steil en in twee delen) weet ik precies wat me tijdens de derde etappe te doen staat. Dat is agressief koersen in de snelle eerste 20 kilometer, om daarna te kunnen profiteren van andere snelle coureurs. Wagonnetje aanhaken dus.

Ik sta nog steeds derde in het klassement, vier minuten achter Schmidtman en acht achter Michael. Op de korte openingsklim hebben we de vizieren vooral op elkaar gericht en als we aan het heuvelachtige stuk richting de voet van Hauser Kaibling beginnen rijden we met zijn drieën bij elkaar. Een meter of dertig voor ons zie ik Felix Fritzsch, winnaar van de MTB Appenninica Stage Race, rijden. In een split-second besluit ik dat hij de locomotief is waar ik mijn wagonnetje bij wil aanhaken.

De Alpentour Trophy start vier dagen vanuit Schladming. Eerst was dat meestal vanuit het Planai-stadion (waar nu alleen de finish is), deze keer is dat telkens vanuit het centrum. De code is wel dat als je vooraan wilt staan (waar ik wel van hou, as you can see) je ongeveer 45 minuten voor de start het vak in moet.

Tik, tik, tik. Ik schakel op. Ik ga staan, ram een seconde of vijftien maximaal op de pedalen en hop: ik zit in zijn wiel. Als ik omkijk, kijk ik recht in de ogen van mijn concurrenten, maar de afstand is zo groot dat ik de (hopelijke) paniek erin niet kan zien. Een meter of vijftien is het gat. Dat wordt twintig. Na de eerste keer overnemen van Fritzsch vijftig. En als we daarna in hoog tempo doordenderen zijn ze uit het zicht.

Een klein kwartiertje later kan ik aan de voet van Hauser Kaibling terugkijken. Een seconde of twintig is het gat. Fritzsch rijdt echter het ideale tempo. Om zijn wiel te kunnen houden, moet ik iets onder mijn omslagpunt trappen. Precies wat ik van plan was. Twee keer 35 minuten á 330 watt (toch wel stevig afzien) later bereik ik in zijn wiel de top. Achter ons is helemaal niemand meer te zien.

Elke etappe eindigt met een flowtrail naar beneden. De derde etappe met nog een flink stuk daarbij. Ik hield op dit stuk mijn wielen wijselijk aan de grond. Vincent Baestaens niet. Hij reed samen met Annemarie Worst in de mix-categorie. Hoe dat ging, is te lezen in mijn verhaal op VojoMag.

Na de snelle afdaling rammen we met zijn tweeën ook het korte, laatste colletje op en de lastige finishdownhill (we beginnen nu nog iets hoger) neem ik op safe. Bam, de eerste etappezege is binnen. Als ik de streep ben gepasseerd, ben ik misschien nog wel meer bezig met de tijdsverschillen. Ik pak vijf minuten terug op Schmidtmann en vier op Michael en sta nu tweede.

Mijn missie van een dag in een leiderstrui rijden is dus mislukt, en ik heb ook niet de illusie dat ik in de afsluitende klimtijdrit richting Planai Schafalm (13km/1200hm) het gat van vier minuten op mijn concurrent dicht ga rijden. Helemaal niet als ik na het eerste, niet zo steile gravelpad de 30 seconde achter mij gestarte Duitser met groot verzet zie naderen. Ik hou me echter vast aan mijn plan. Tegen het randje op het eerste gedeelte, en dan vanaf het ‘mittelstation’ doorzetten. Dat moet vanaf daar ook wel, want het wandelpad dat we vanaf die plek voor een paar kilometer volgen is net aan te fietsen.

Als ik daar ben aanbeland, zie ik zowel Schmidtmann (al vroeg ingehaald) als Michael (toen het steiler werd verdween hij uit zicht) niet meer rijden. Maar ik weet ook dat ik twee voor mij gestarte mannen (de Costa Ricaan en een Belg) nog niet heb ingehaald. Ik begin daardoor wat te twijfelen of ik wel zo goed bezig ben. Het pad worstel ik me nog wel op het gewenste tempo naar boven, maar als het daarna wat afvlakt richting de laatste kilometer kak ik wat in. Dat ik de Midden-Amerikaan voor me zie rijden, helpt me gelukkig voor een goede finish.

Zelfs de Oostenrijker Daniel Geismayr kijkt moeilijk als hij bijna boven aan het steile wandelpad van de klimtijdrit is aanbeland. Het grindpad gaat aan percentages van 20% (en daarboven) omhoog. Dat je daar met veel man tegelijk omhoog gaat, maakt het niet makkelijker. Op een enkel voetje aan de grond na kwam ik gelukkig fietsend boven.

Na een korte wortelafdaling zet ik op het laatste poefje nog een keer goed aan. Boven hoor ik dat ik in ieder geval de snelste sportklasse-tijd heb. Dan begint het wachten. Ik heb niet goed op de tijd gelet, maar begin me te realiseren dat het al bijna drie minuten duurt en Michael is niet in… shit, daar komt hij de laatste bocht doorzetten. Het zal erom spannen. Op de telefoon van Bikesight-poulain Gerdo zie ik het resultaat: mijn tijd van 54.49 in de tijdrit is net niet genoeg, ik blijf steken op één minuut.

Van de tijdrit (ruim vijf minuten sneller dan bij mijn deelname in 2016) kan ik onmogelijk balen, het is ook niet zo dat als ik het laatste stuk net wat harder had aangezet ik een minuut sneller zou zijn geweest. Wel realiseer ik me dat ik in de openingsetappe een kans heb laten liggen. Wat als ik daar zorgvuldiger had gereden?

Naja, volgend jaar dan maar een nieuwe kans. Want ik weet ook weer waarom ik de Alpentour al zo vaak heb gereden. Het is een échte Alpen-meerdaagse (zeker qua omgeving en uitzichten), maar wel een met meer comfort dan bijvoorbeeld een Transalp . De etappes zijn lastig, maar doable qua lengte en hoogtemeters. Hetzelfde geldt voor de trails: die zijn voldoende aanwezig, maar over het algemeen goed te rijden. En het meest ideale: elke dag is de start en finish op dezelfde plek.

Vier etappes, een keer derde, een keer tweede en twee keer eerste. Vier keer is de buit een blikje zonnebloemolie. Zoals je aan mijn gezicht kan zien gaat het niet om de prijs, maar om de ervaring. En toen wist ik nog niet eens dat er aan elke etappezege ook wat prijzengeld zat verbonden.