Het geluid is oorverdovend. Mijn ouders en de knotsgekke supporters van teamgenoot Bart gaan helemaal uit hun dak als ik mezelf in het wiel van wegprof Kevin van Melsen dit korte, maar stevige klimmetje bij Cadier en Keer aan het opwerken ben. Ik lig tijdens dit NK Marathon op koers voor een bronzen medaille bij de Masters 30+ en wil graag mee in hun euforie. Maar dat gaat nog niet.

Ik ben mijn tol aan het betalen voor mijn poging het goud of zilver te pakken. Ik heb nét iets te hoog ingezet, nu is de pijp een heel end leeg en ben ik bang in de laatste 20 kilometer van het podium te vallen. Gelukkig heeft verzorger en team-analyticus Joan goed in de gaten wat er aan de hand is. Op het moment dat ik met mijn voorwiel het smalle paadje verlaat en het asfalt aanraak, buigt hij uit de schreeuwende massa naar voren en roept hij de informatie die ik wil horen duidelijk in mijn oor. ,,Achter je heb ik niemand uit jouw categorie meer gezien. Je hebt voldoende marge!”

Oef, gelukkig.

Joan heeft, uiteraard, gelijk. Driekwartier en heel veel achterom kijken later kom ik in Eijsden als nummer drie bij de dertigplussers over de streep. Stiekem droomde ik van het goud, maar ik ben blij dat ik het podium heb gehaald. Daarmee zet ik toch wel weer een vinkje op mijn mountainbike-bucketlist. Zo voelt het in ieder geval als ik mijn medaille krijg omgehangen en samen met winnaar Pim Hackmann en nummer twee Christian de Graaff naar het volkslied luister.


Andere licentie
Vanaf 2016 had ik altijd een elite-licentie, maar mede door corona doe ik een stap terug naar de amateurs/masters. Vanwege geen grote UCI-wedstrijden op de planning, vanwege goedkoper, maar vooral om regionale wegwedstrijden te kunnen rijden. Je moet in deze tijden koersen waar je koersen kunt, toch? Dat ik hierdoor bij het NK Marathon mag starten bij de Masters 30+ hoort erbij en zie ik als een kans. Met mijn tijden bij de elites had ik de afgelopen jaren altijd meegedaan om de titel (en in 2019 zelfs gewonnen). Het is in mijn ogen een wak in het licentie-systeem. Maar als iemand anders van mijn niveau ‘m pakt, waarom mag en kan ik dat dan niet?

Toch weet ik dat winnen geen vanzelfsprekendheid is. Tijdens een Bart Brentjens Challenge (105km/2000hm) kan heel veel gebeuren en daarom trek ik in de week vooraf met mijn mobiele kantoor naar Zuid-Limburg en verken ik elke meter van het vernieuwde parcours, het lastige stuk bij Valkenburg zelfs dubbelop. Ik merk dat de vorm nog oké is, twijfel door een paar lekke banden enigszins over mijn materiaal maar hou me vast aan mijn eerdere deelnames. Toen voerde ik mijn raceplan vaak perfect uit.

Eén verschil: toen stond ik als eliterijder op een van de eerste startrijen. Nu start ik een stuk verder naar achter. Ik weet dat de chaos van de eerste anderhalf uur overleven de grootste opgave is. En dan moet ik ook nog de concurrentie in de gaten houden. Die is niet mis, met onder meer De Graaff (veelwinnaar en NK cross-country), Bram Rood en Ronan van Zandbeek (oud-elitewinnaars) en Hackmann (brons in 2019 en man in vorm, zie ik zaterdagavond op zijn Instagram). 

In 2017 stond ik door UCI-marathonpunten zelfs op de eerste rij, toevallig kort bij Rood en Van Zandbeek. Nu stonden er ongeveer 100 man voor me. Ik weet niet waar ik zenuwachtiger van werd.

De start
Links neemt De Graaff een optimistische binnenbocht door de omgeploegde akker. Rechts word ik iets aan de kant gedrukt en voorbij gestoken. Kak, dat is Van Zandbeek. Een plek voor me zie ik Rood met zijn rood-wit-blauwe mouwtjes én behaarde benen. Oké, deze race is nog geen kilometer oud en de boel staat meteen aan. Niet dat dat me verbaast. De start van de BBC is steevast oorlog. Coureurs veranderen in soldaten die in een hinderlaag zijn gelopen, razendsnel zijn omgedraaid en belaagd door vijandig vuur als eerste een veilige plek willen bereiken. Wie wordt overlopen of valt heeft pech. Het peloton dendert door. Het is menens en om te overleven is veel geoorloofd.

In al deze hectiek lukt het me uitstekend om rustig te blijven. Ik hou op de eerste vlakke onverharde strook, als gepland, mijn positie rustig vast. Sluit op het asfalt aan in het grote peloton en weet wat ik moet doen als we op weg gaan richting het smalle hek en het vaste stuk door het licht oplopende weiland. Ik kies ruim vooraf al de rechterkant en hop, ik pak buitenom wat posities winst. Mooi, de concurrentie rijdt bij me in de buurt. Ik zie ook teamgenoot Bart vlak voor me en pak bij het opdraaien van het asfalt zonder al te veel problemen het wiel van de sterke Gerben Mos. According to plan, dit gaat smooth.

Van Zandbeek (als een echte wegjeanet in no-time linksvoor op de eerste rij) was ik even uit het oog verloren, maar verder zit ik op de gewenste positie bij de start. We rijden als de uiteindelijke nummers 1, 2 en 3 zelfs al in elkaars wiel. Foto: Wil Sleijpen

Ik ben klaar om op de eerste klim nog wat op te schuiven. Maar dan gaat het mis.

,,Aaaaaah!”

In gedachte lig ik al op de grond en verbijt ik al de pijn.

In een fractie van een seconde lijkt mijn wedstrijd over te zijn. Gelukkig kan ik nog nét mijn voorwiel links van het achterwiel van Roel Verhoeven sturen. Die staat door een gebroken ketting ineens stil. Ik nu ook, maar ik ben als een wonder niet gevallen en mijn materiaal is nog heel. Met het risico geraakt te worden door vijandig vuur trek ik me weer op gang in het peloton. De schade: toch zeker twintig plekken verlies. Mijn zo soepele begin is voor niets geweest.

Het startveld bij de BBC is voor mijn gevoel groter en (bij de elite) ook sterker dan ooit, dus ik weet dat het geen zin heeft om dit meteen weer goed te maken. Ik haal in waar kan, en schiet op de tweede klim al slalommend wat verder naar voren. Daar ga ik, zoals gehoopt, ook Rood en Van Zandbeek voorbij. Wat me minder bevalt is dat ik ruim vijftig meter voor me De Graaff de aansluiting zie maken bij het eerste grote peloton. Zelf heb met mijn eerste sprongetje naar voren al wat kruit verschoten en ik zie mezelf dat gat niet 1-2-3 dichtrijden. Dan is daar ineens trainingsmaat Robin Overeem, als een reddende engel. Ik duik een paar honderd meter in zijn wiel, neem over en net voor de volgende afdaling zitten we er bij.

Oké, dan kan nu de koers echt beginnen, denk ik.

Fout.

Beneden is de volgende flessenhals, bij een bocht naar links. Ik denk slim te zijn en twee concurrenten uit te remmen. Ik krijg meteen de rekening betaald: mijn trapper raakt verstrikt in een bramenstruik. Zeven lange seconden, een paar boze blikken en aantal plekken verlies later krijg ik de boel weer los. Klim drie (grof en kort) moet ik daarom hetzelfde doen als klim twee (proberen op te schuiven) en dan is daar al klim vier. Door de Voerstreek, over de grens met België en een van de langere van de dag. Het is vaak de plek waar de koers in zijn eerste plooi valt. 

De Voerstreek
De rust die ik tot aan de botsing met Verhoeven had, ben ik helemaal kwijt. Ik sta volledig in de koers- en stressmodus. Tijdens de BBC is het de kunst om het dunne lijntje van hard, maar niet té hard te rijden niet te verlaten, maar dat is me nu niet gelukt. Ik rij als een kip zonder kop.

Gelukkig heb ik nog wel in de smiezen dat ik op plek twee lig. De Graaff zit één groep naar voren en voorzichtig neem ik al afscheid van een gouden medaille. Ik zit aan mijn limiet. Mijn benen laten die sprong simpelweg niet toe. Maar dan is daar ineens Hackmann, die overduidelijk nog wel met De Graaff mee wilt en hij gooit het tempo omhoog. Oké, dan tóch maar.

Bijna drie minuten sta ik op knappen op een meter of 2 á 3 van zijn achterwiel. Ik mag van mezelf niet afgeven. Dan nemen de twee elite-renners in mijn wiel eindelijk over, valt het vooraan wat stil en kom ik weer tot het wiel van mijn concurrent.

Het valt zelfs zo stil dat we – als we twee stadsbussen zijn ontweken – met zijn allen de aansluiting bij het eerste peloton maken. Een meevaller. Ik heb mezelf op een of andere manier toch in een goede positie gewrongen, tussen ongeveer dertig elite- en belofterenners en met maar twee andere Masters. Het podium ligt binnen handbereik, maar de kans om tot rust te komen en een nieuw plan te bedenken om die missie tot een goed einde te brengen krijg ik niet.

De kopgroep op de lange klim door De Voerstreek. Op de achtergrond zie je eenlingen de oversteek proberen te maken. Was de foto iets later gemaakt, dan zag je een licht in paniek zijnde coureur met startnummer 187 met alle macht het wiel van nummer 184 te houden.

In de volgende afdaling komen mijn drie voorgangers (!) met wisselende snelheden in conflict met een slagboom. Ik doe daar gelukkig bewust wat rustiger aan, omdat ik daar in de verkenning lek heb gereden, en kan er gelukkig omheen. De Graaff verdwijnt wel meteen uit het zicht, maar ik heb in Hackmann (die ook werd opgehouden bij de slagboom) een compagnon gevonden. De volgende klim en afdaling rijden we samen en alhoewel ik naar beneden opnieuw wat reserve pak is het in de klim richting De Plank foute boel.

Pssjt.

De klim gaat door een stroompje omhoog, dus het zal spattend water zijn.

Pssjt.

Damn, heb ik nu weer lek?

Pssjt.

Ja, dit is mijn achterband. Om de tien seconden verlies ik een sprietsje lucht. Ik ben er snel uit dat ik zal moeten stoppen om te pluggen. Het liefst ook zo snel mogelijk, dan hoef ik niet bij te pompen. Mijn ene hersenhelft is bezig mijn benen aan te sturen om Hackmann te volgen, de andere neemt vlug door wat ik moet doen. Op asfalt stop ik, trek mijn plug uit mijn crankstel, zoek het gat en plop: het is dicht. Precies 20 seconden later (gecheckt op Strava) zit ik weer op de fiets. Amai, dit had slechter af kunnen lopen.

Het wiel van Hackmann ben ik helaas wel kwijt en ik moet van alle consternatie van het afgelopen uur zowel mentaal als fysiek wat bijkomen. Plek drie wordt definitief het doel. Het snelle stuk De Plank door pak ik eindelijk wat rust in het wiel van een van de (gelukkig weinig) coureurs die me tijdens het pluggen heeft ingehaald. Dan, op een van de lastigere beklimmingen van de dag, zit het ineens mee.

Even wat relatieve rust bij de doorkomst door De Plank. Ik zie bij het tikken van dit onderschrift pas dat er een groe groep achter me zit. Een deel daarvan sluit een klein uur later pas aan. Foto: Gerrie Dijkink.

Het stuk vooraf door de beek, langs het bruggetje en over wortels kan ik (voor het eerst in al mijn deelnames) helemaal fietsen. Op de klim zie ik Hackmann ineens weer rijden en als ik boven voor het eerst door een bizarre geluidshaag van onze supporters rijd, pik ik aan in het wiel van de lekgereden favoriet David Nordemann. Voor de volgende afdaling zijn zo de laatste paar seconden gedicht. Na wat volgende schermutselingen in het ‘Bovenste Bos’ bij Epen blijven mijn concurrent en ik met zijn tweeën over.

Oké, dan kan nu de koers écht beginnen.

Valkenburg
Eindelijk kan ik nadenken over tactiek. Ik ken mijn concurrent niet goed en kan hem lastig inschatten. Wel realiseer ik me dat mijn kans op een medaille alleen maar toeneemt als we bondgenoten worden. Dus na even nadenken open ik het gesprek, door aan te geven dat ik er vrij zeker van ben dat we twee en drie liggen.

,,Het gat met Christian is niet groot, dat kunnen we dichtrijden” – of iets in die trant – krijg ik als antwoord.

Oké, die heeft ook nog plannen.

Stilzwijgend sluiten we een verbond. Op weg naar Valkenburg rijden we om de beurt op kop. Ik heb een paar keer wat voorsprong bergop, en merk dat Hackmann geen parcourskennis heeft. Ik moet ‘m zo nu en dan het goede pad insturen. Mijn vertrouwen dat er misschien toch nog wel wat meer inzit dan brons groeit.

Samen met Hackmann door de tweede verzorging. Het bidonnetje dat ik hier aanpak had helaas een – ik kan het helaas niet anders omschrijven – vastzittende dop. Kreeg er amper wat drinken uit en het gooide mijn schema wat in de war. Foto: Gerrie Dijkink

Daardoor maak ik mijn grootste tactische fout van de dag. Bij Schin op Geul worden we bijgehaald door een groep met Ramses Bekkenk (leider 40+). Zijn tempo bevalt me wel en op een paar klimmetjes pak ik met hem wat voorsprong. Als ik langs de kant ook nog hoor dat we maar 40 seconden achter De Graaff liggen (en maar 3 min achter de leiders) word ik nog optimistischer. Ik blijf bergop maximaal geven in de hoop Hackmann definitief te lossen. Die komt helaas elk keer erg makkelijk terug – en gaat me zelfs weer even voorbij als ik een stuk mtb-route stommig onderuit schuif.

Ik realiseer me te laat dat hij vooral telkens wat afstand moet laten door een gebrek aan parcourskennis. Hij is veel sterker dan het lijkt.

Ik heb tevergeefs flink wat krachten verspeeld. Ook ben ik door alle hectiek niet optimaal met mijn voeding bezig geweest en heb door een tegenstribbelende bidon het vorige uur te weinig gedronken. Oftewel: het beste is er wel vanaf, en in gedachte slinken mijn kansen. Ik begin, zoals vaker in dit soort situaties, domme stuurfouten te maken. Gelukkig zitten deze lastige twintig kilometers er bijna op. Nog één klimmetje, amper 50 hoogtemeters, en we zijn op kilometer 75. Daarna is het op hoge snelheid richting de streep, met nog maar een paar kuitenbijters. Als ik dit overleef, is nog alles mogelijk.

Bochtige singletracks van vaste mountainbikeroutes zijn niet mijn sterkste kant. Zeker niet als ik, zoals te zien is, vermoeid ben. Hier zat ik gelukkig voor mijn concurrent. Foto: Wil Sleijpen

Naar de finish
Het is helaas net dat ene klimmetje dat Hackman gebruikt om me te counteren, al dan niet gehinderd door enige terreinkennis. Zijn eerste versnelling kan ik nog beantwoorden. Op zijn tweede moet ik een paar meter laten. Maar, letterlijk op de laatste steilere 10 meter, val ik volledig stil. Waar ik snak naar adem en moet terugschakelen, zet mijn concurrent nog een keer aan en hij is – in het wiel van een belofterenner – vrijwel in een keer uit het zicht verdwenen.

Alle alarmbellen gaan rinkelen. Ik rij ineens moederziel alleen, net op het stuk waar je in een groep een groot voordeel hebt. Erger nog: ik zit er mentaal en fysiek doorheen. Voel ineens al die zware meerdaagse wedstrijden in mijn benen.

Hoe groot is het gat eigenlijk achter me? Ik heb geen idee en raak semi in paniek. Heb ik in al mijn enthousiasme nou al mijn ruiten ingegooid? Gelukkig word ik van achteren alleen bijgehaald door twee elite-renners, waaronder Van Melsen (Wanty Groupe-Gobert). Het duurt ook niet lang voordat ik bij Cadier en Keer (85km) de cruciale informatie van Joan krijg en door de armada aan geluid over het dode punt wordt geholpen.

Ik rij zo weer weg bij Van Melsen en rij het laatste half uur alleen richting de streep. Gelukkig word ik alleen ingehaald door de nummers één en twee bij de amateurs. Als ik (na 4.04u) de streep in Eijsden passeer ben ik opgelucht, maar ook helemaal leeg. 

Teamgenoot Bart hoort aan de finish semi-nonchalant mijn verhaal aan, maar hij maakte een nog veel straffere dag mee. Nadat zijn diesel was aangeslagen mocht hij zelfs sprinten voor het brons bij de elites. Helaas werkte zijn volgelopen cassette niet mee en werd hij vijfde.

Na de finish
Ik heb hard moeten werken voor mijn eerste medaille op een officieel NK. Hij is me daardoor ook zeker wat waard. Als gezegd: het moment op het podium deed me echt wat. Dat Hackmann uiteindelijk (met hulp van een paar paarden op het parcours) zelfs nog de kans kreeg om De Graaff (succesvol) te kloppen in de sprint, levert me geen ‘wat als’ gevoel op. Ik ben blij met deze medaille, ook al had het met wat meer geluk en slimmer koersen misschien wel zilver of zelfs goud kunnen zijn.

Want ik weet natuurlijk ook dat we niet écht de nummer een, twee en drie van Nederland zijn. Door het systeem van licenties kan iedereen een masters-licentie nemen, er zijn geen richtlijnen of promotie- of degradatie. De enige echte Nederlands kampioen is natuurlijk overall-winnaar Hans Becking. En laat die nu ook halverwege de dertig zijn.

Van mij mogen ze het systeem daarom aanpassen. Eén overall-podium (welke leeftijd dan ook) en aparte (extra) medailles voor renners van boven de 40, 50 en 60. En dan niet op basis van licentie, maar écht op leeftijd. En nee, dat roep ik niet alleen omdat ik mijn medaille binnen heb.

Ik word over (precies) twee jaar alweer 40….

Genieten…
…en genieten!