Appenninica MTB Stage Race: hoe de mooiste meerdaagse nog mooier werd
Na een paar dagen in de Appenninica MTB Stage Race van vorig jaar wist ik: dit is de gaafste meerdaagse die ik ooit heb gereden en ik kom hier hoe dan ook terug. Afgelopen september kreeg ik opnieuw de bevestiging dat er heel veel beter in Europa niet bestaat. Sterker nog, het was nóg mooier dan mijn eerste deelname.


Dat kwam niet alleen door de prachtige omgeving, het ontelbaar aantal natuurlijke trails en de vriendelijke, sterke Italiaanse organisatie. Maar ook omdat mijn twee broers aan de start stonden én op een mooie manier de finish haalden. Dat mijn vader, alias De Generaal, erbij was om ons te ondersteunen maakte deze zevendaagse in de Apennijnen nabij Bologna nóg specialer.
Samen met ook teamgenoot Bart en zijn vader Mart, fietsmaat Tibor (hij haalde de finish helaas niet), vast supportersteam Gerrie en Joan en aardig wat Nederlanders die mijn advies (‘Ga deze een keer rijden’) hadden opgevolgd, werd het een onvergetelijke week. De sfeer van de Appenninica blijft uniek. Daar kon een koninginnenrit in bizar regenachtige omstandigheden niets aan veranderen.


De openingstijdrit is een ideale warming-up. Het startveld is in de top wat smaller dan vorig jaar. Toen finishte ik als dertiende in het eindklassement, nu heb ik de top tien als doel. Ik start als vijfde en pas als het na tien kilometer onverhard wordt, zie ik voor het eerst iemand rijden. Ik haal de niet topfitte ‘mr. Ironbike’ Milton Ramos in, precies op de eerste top sluit ik aan bij de Amerikaan Gordon Wadsworth, de grote onbekende op de startlijst.
Ik leer ‘m snel kennen. ,,Vai! Vai! Vai!”, roept hij als ik naast ‘m kom rijden, denkend dat ik een Italiaan ben. Hij zegt in zijn enthousiasme nog wat meer dingen, maar ik heb te weinig lucht om hem te vertellen over mijn Nederlandse nationaliteit. Ik ben ook bezig met wat komen gaat. Het feest staat op het punt te beginnen, met de eerste technische trail naar beneden. ,,Are you a good downhiller”, puf ik richting de Amerikaan. ,,Yeah yeah”, is het antwoord, en ik laat hem voorgaan als we precies op de pas rechtsaf een paadje inslaan.
Ik duik in zijn wiel en samen genieten we van de eerste meters flowtrail, met aan de linkerkant meteen een adembenemend uitzicht. De dropper gaat naar beneden en als het steiler en lastiger wordt verdwijnt mijn concurrent langzaam uit zicht. Niet veel later zie ik hem overeind krabbelen in een lastige switchback en als het even later weer over een breder pad gaat betwijfel ik of hij mijn vraag op de top wel in eerlijkheid heeft beantwoord. Hij staat na een tweede valpartij weer naast zijn fiets. ,,This suspension is doing crazy things today”, roept hij me nog na.

Ik laat me er niet door afleiden, blijf geconcentreerd en binnen mijn comfortzone. Ik ken het lastige pad van vorig jaar. Toen ging ik met samengeknepen billen en soms wat stukjes lopend naar beneden. Nu hou ik snelheid, kan ik vrijwel alles rijden én er van genieten. De supersterk dalende Ramos komt nog terug, maar die los ik weer op de tweede klim. De ruwe afdaling richting de streep loopt minder soepel,. Ik verlies mijn plek weer aan Ramos en wordt in 2.10u zevende in de daguitslag.

We hebben een geanimeerd gesprek over vanalles. Wadsworth is zowel tijdens als na de koers een flapuit. We rijden weer samen, nu na een afwisselend start over asfalt, steile onverharde beklimmingen en een relatief korte, maar intensieve downhill. Door het geouwehoer met Wadsworth raak ik na het hectische begin het koersgevoel wat kwijt. Zodra we starten aan een gravelpad met een aaneenschakeling van haarspeldbochten versnel ik wat en rij ik bij ‘m weg. Al hoor ik hem, een paar bochten lager, nog lang praten tegen een Evert, een sterk rijdende jonge Nederlander.
In de rest van de etappe geniet ik optimaal van alles dat mountainbiken mooi maakt. Ik strijd met (en verlies van) de Franse nummer één bij de veertigplussers, worstel mezelf door prachtige bergweides naar de voor de Appenninica zo karakteristieke ridge-trail. Dat pad is opnieuw een genot om te rijden, al verkies ik deze keer snelheid boven om me heen kijken.

De trails terug naar Lizzano, nieuw voor me, stellen ook niet teleur. Zeker de laatste is er één om in te lijsten. Vorig jaar hingen er tijdens de Appenninica alleen waarschuwingsbordjes als je vanuit een trail op asfalt uitkwam (ik was er altijd blij een te zien). Nu geven ze zo nu en dan ook een (zeer) lastige sectie aan. Deze downhill kent twee van die passages. Ik kijk van bovenaan rustig of ik het aandurf, maar kan ze allebei rijden. Zo kom ik op het sfeervolle, typische Italiaanse pleintje van Lizzano na 3.38u opnieuw als zevende over de streep.

,,Hmm, dat is een serieus gat”, verbaas ik mezelf. Ik kijk achterom na het eerste korte asfaltpoefje van de dag en zie dat de rest van het peloton me laat rijden. Ik ben met ambitie aan deze voor mij grotendeels nieuwe rit gestart, maar dat ik zo makkelijk een voorsprong zou pakken had ik niet gedacht. Ik wil namelijk als eerste de eerste afdaling in duiken, zodat ik in de kopgroep aan de eerste lange klim van de dag kan beginnen.
Een goede zet. Het halve minuutje dat ik op het asfalt bij elkaar rijd is voldoende om iedereen, op daalkoning Ramos na, voor te blijven. Om in mijn missie te slagen moet ik ook nog een steile klim richting een Don Corleone-achtig dorpje overleven, maar als dat is gelukt (met opnieuw flink wat geouwehoer van Wadsworth) weet ik dat het interessant wordt. Het stuk dat nu komt ken ik. Ik neem opnieuw initiatief, duik als eerste een lastige trail bergop in en daar betaalt de keuze voor een 32 zich uit. Ik fiets omhoog, de meesten in de groep met favorieten moeten even voet aan de grond zetten.
Als ik op het asfalt weer wordt bijgehaald door oud-wereldkampioen Ilias Periklis, klassementsleider Felix Fritzsch en teamgenoot Bart is het menens. Dit is een grote kans op een goede daguitslag, realiseer ik me. Deze klim is nog ongeveer 700hm. We passeren al vrij snel Ramos en liggen dus op kop in koers. Ik geef veel en word als mijn teamgenoot – die heeft er ook zin in – op kop sleurt en ik een klein gaatje moet laten twee keer teruggereden door de vriendelijke Periklis. Mijn vertrouwen neemt toe naarmate de top dichterbij komt. Ik zit er helemaal lekker in als ik als eerste de Bikepark-afdaling in kan duiken en die dusdanig soepel neem, dat de mannen achter me niet eens in mijn nek aan het hijgen zijn.

Maar dan maak ik een grote fout. Met nog één klim van 600hm te gaan begin ik mezelf rijk te rekenen. Kan ik hier vandaag op het podium eindigen?
Nee, is het antwoord dat ik korte tijd later krijg.
Bam! Hatsikidee. Voordat ik het in de gaten heb, lig ik drie meter lager rechts van het pad. Ik zit in het laatste wiel, achter Periklis, en zie een uitstekende steen van een muurtje over het hoofd. De stevige koprol doet gelukkig geen pijn. Ik zit 45 seconden later weer op mijn fiets, maar kan een goede uitslag vergeten. Op de klim verlies ik mijn vierde plek aan Elia Taverna, de beste Italiaan in het klassement. De afdaling wordt een overlevingstocht.

Het is ruim een half uur een aaneenschakeling van allerlei soorten trails, zoals ik ze tot nu alleen in de Appenninica ben tegengekomen. Door bos, door weilanden, over érg steile switchbacks gaat het naar beneden. Tot bijna op de finishlijn blijft het doorgaan. Voor de laatste anderhalve kilometer heeft de routebouwer een oud, Romeins pad uit de hoge hoed getoverd. Het nodigt uit tot snelheid maken, maar daar kom ik snel van terug. Ik laat mijn fiets lopen, maar raak bijna een grote rots als ik door vermoeidheid mijn stuur bijna niet meer vast kan houden en nog amper kan remmen. Gelukkig bereik ik zonder verdere kleerscheuren, toch wel wat teleurgesteld vanwege de gemiste kans, de finish. Als vijfde, in 3.16u.

Een kopie van de derde etappe van vorig jaar en dat was in mijn ogen de mooiste. Twee fijne beklimmingen en twee lastige afdalingen, waarvan de laatste bijna twintig kilometer lang is met – zoals gebruikelijk in de Appenninica en ik blijf het herhalen – alles wat mountainbiken zo mooi maakt. Ik probeer opnieuw wat voorsprong te pakken en demarreer al vroeg uit het peloton, vergezeld door een ‘Come on Juul’, van de enthousiaste Amerikaan. De Duitser Lion Trommer, een van mijn concurrenten in het algemeen klassement, sluit aan. Het tempo is stevig en voorop rijden zorgt altijd voor euforie, maar ik zie dat het gat niet groter wordt dan een halve minuut. Ik wil ook weer niet té veel geven en samen houden we tot net onder de top stand. Daar komt mijn op hol geslagen teamgenoot Bart voorbij en is het alle hens aan dek.
Ik heb wat voordeel van terreinkennis en ga daardoor toch nog in goede positie de eerste afdaling in. Ik ga in tien minuten naar beneden, in tegenstelling tot de vijftien minuten van vorig jaar (oké, toen lag het wel nat). Beneden ben ik toch weer wat plekken verloren. Die probeer ik bergop goed te maken. Dat lukt niet helemaal, al zie ik op de top drie in het klassement maar een paar minuten voor me rijden. Vanaf daar weet ik wat me te doen staat: veilig beneden komen, en vooral genieten.

Dat laatste is niet zo moeilijk. We rijden weer over de ridge, een pad om gelukkig van te worden. Het waait hard en ik moet zo nu en dan moeite doen om het juiste spoor te houden. Als we linksaf naar beneden gaan begin ik voorzichtig, omdat ik weet dat het nog bijna een uur duurt voordat ik aan de finish ben. Daardoor pak ik een verrassend goede flow. Rotsen, losliggende stenen, wortels, korte stukjes bergop lopen, switchbacks, slinger de slinger door smalle paadjes in kleine verlaten dorpjes. Ik weet dat ik tijd aan het verliezen ben, maar de route is opnieuw om te smullen.
Net na de verzorgingspost rijden we een soort zijrichel op. Links komt een grote roofvogel omhoog vliegen en ook rechts is het uitzicht het dal in adembenemend. Why we are biking, denk ik bij mezelf.
Het is toch ook nog koers en bijna beneden haalt Wadsworth me bij. Ik weet dat de laatste 2km nog vies omhoog gaan, maar kan het duel met hem niet aangaan. Mijn achterband loopt langzaam leeg en met moeite en bijna op de velg rijd ik het pleintje op in Fanano. Als zevende, in 3.04u. In het klassement is plek vijf binnen handbereik.Het verschil met Ramos (die de etappe wint) en Trommer is slechts een paar seconden. Periklis, Fritsch, Bart en de rappe Italiaan steken er bovenuit.

De spanning voor de koninginnerit is al dagen voelbaar in het peloton, zeker omdat de weersvoorspellingen, in tegenstelling tot de rest van de week, niet zo goed zijn. Toch ziet het er ‘s ochtends allemaal nog best wel oké uit. Het is bewolkt, maar droog en warm, benauwd bijna. Eigenlijk heb ik wel zin in deze beproeving. Vandaag zijn met bijna 4000 hoogtemeters en iets makkelijkere afdalingen de beklimmingen doorslaggevend. Toch zit ik er op de startklim (18km) niet echt lekker in. Bart demarreert vroeg en het groepje achtervolgers dat we vormen gaat me met het oog op het aantal kilometers te rap. Ik kom vrij snel alleen te rijden. Het is maar een klein probleem, vergeleken met wat ons nog te wachten staat. Maar dat weet ik dan nog niet.
Het is inmiddels beginnen te regenen en ik doe mijn regenjackie aan. Dat het een heftige dag gaat worden, realiseer ik me pas na de top. Aan de andere kant van de berg, waait de wind striemend in mijn gezicht. Het zicht is slecht. De ruwe gravelpaden ga ik op zeker naar beneden. Aan het einde worden we over een paar smalle, antieke Italiaanse kasseistrookjes gestuurd. Ze zijn door de regen als ijs. Ik ontkom er niet aan om enkele tientallen meters voetje voor voetje naar beneden te schuifelen.

In het dorp in het dal hoost het. Wadsworth staat onder de tent van de verzorging. ,,Typical weather for a Dutchie!, ain’t it?’, roept-ie me na. Ik joekel meteen door.
,,Niet twijfelen, het gaat vanaf nu heel lang omhoog en straks wordt het ongetwijfeld beter,” zeg ik haast hardop tegen mezelf.
Tien minuten later betwijfel ik of ik wel de juiste keuze aan het maken ben. Ik doorkruis een donker bos. De verlichting van mijn Bryton gaat zelfs aan. Het bliksemt en dondert, gelukkig met aardige tussenpauzes. Ik glibber en glij wat verdwaasd over de trails, ga bij een stukje lopen nog een keer op mijn snuffert en ben blij als de volgende lange asfaltklim begint.
Daar kan ik gelukkig een tweede jackie aanpakken bij Joan. Het is nodig. De hoeveelheid water is enorm. Het onweer is gestopt, maar het hozen is er niet minder op geworden. Aan de zijkant van de weg zie ik het in watervallen naar beneden komen. De weg zelf staat blank. Verstand op nul en doorgaan. Gelukkig is mijn energiepeil, met dank aan groot aantal Amacx-gelletjes, nog meer dan oké.
Met een uitslag ben ik niet echt meer bezig, Wadsworth was de laatste coureur die ik heb gezien – en dat zal drie uur lang zo blijven. Het asfalt gaat over in een slecht lopend keienpad en boven is er niks te zien van het prachtige uitzicht dat ik me kan herinneren van vorig jaar. Ik ben inmiddels ruim 50 kilometer op pad, over de helft. Ik begin het weer positief in te zien. Ik heb het nog niet koud. De klimmen worden korter, het parcours als het goed is makkelijker en het weer lijkt ook op te klaren.
Ik zit er helemaal naast.

Als ik denk de op één na laatste klim te toppen, rij ik een stukje verkeerd. Als ik een minuut of drie later weer terug op de route ben, zie ik een paar schimmen omhoog komen: het zijn twee sterk dalende veertigplussers met kort daarachter de jonge, maar taaie Evert. Ik schiet terug in de koersmodus, maar die is snel weer verdwenen. Het begint weer te hozen, nog harder dan een paar uur geleden en waar ik dacht het heftigste gehad te hebben, krijgen we een pittige singletrack van een kilometer of tien. Gladde offcamber rotsen, steile loopstukken bergop, alles zit er weer in. Ik rij ook al snel weer alleen. Evert (een hongerklop, hoor ik later) heb ik achter me gelaten, de masters zijn gevlogen.
Het vreemde is dat ik op een of andere manier zo in de zone zit, dat het me allemaal niet zoveel deert. Gestaag ga ik door. ik raak niet in paniek als mijn boa knapt, wissel op tien kilometer van de streep bij Joan van schoen en laat me door een waterwaas de berg af roetsjen richting de laatste klim. Die kan ik op een of andere manier nog stevig oprammen. Nog steeds heb ik het niet koud – thank god – en ergens van binnen moet ik lachen over de bizarheid van de omstandigheden.
Bij de finish, die ik na 6.15u als vijfde bereik, is het chaos. Behalve voor Bart. Die heeft flink huisgehouden en de etappe met overmacht gewonnen. Als ik met reddingsdeken het rennershotel binnenstap, zit hij al fris en fruitig aan een kopje koffie.
Uiteindelijk halen maar zestien man de finish, waaronder ook mijn broers Sjoerd en Dick. Niet lang nadat ik binnen ben, wordt de koers op punt 85km – waar ik van schoen wisselde – stilgelegd. Iedereen die tot daar komt blijft in het klassement. Veel zijn er al eerder afgestapt, waaronder Wadsworth, Periklis en mijn concurrenten Trommer en Ramos. Het duurt uren voordat iedereen met een bus in Ceretto is aangekomen.


De chaos van de koninginnerit is een aanslag geweest op het peloton. Om mens en materiaal de kans te geven wat te herstellen, wordt de start naar de middag verplaatst en de etappe stevig ingekort. We beginnen nu met een flinke downhill. Het weer is beter, de paden nog vettig. Ik speel na de start de patron-kaart en probeer het in de eerste kilometers wat stil te leggen, maar dat mislukt. Ik word snel voorbijgestoken, ben aan het klooien en kom ruim buiten de top tien beneden. Niet dat het veel uitmaakt, want in het klassement – ik sta nu vierde – kan me door de uitvallers van gisteren niet zoveel meer gebeuren.
Ongeveer honderd meter voor me rijdt mijn broer Dick, die me in de afdaling ook soepeltjes heeft ingehaald. Een nieuw plan is snel gemaakt. Hij zit de hele week al in de buurt van een podiumplek bij de veertigplussers, ik ga proberen hem aan die felbegeerde derde plek te helpen.

De enige klim van de dag rijden we samen naar boven. Ik op kop, en samen passen we de ‘Transalp-techniek’ toe. Het werkt en zo rijden we naar een tweede plek, als het afvlakt breiden we de voorsprong verder uit. Richting de top is het weer trails, trails, trails en daar is mijn broer op zichzelf aangewezen; hij daalt net wat sterker dan ik. Op de tussenstukken probeer ik het gat weer dicht te rijden en als de buit een kilometer of zeven voor de streep binnen lijkt te zijn, hoor ik ineens rollende banden achter me.
,,Die is toch niet van mijn klassement hè”, hoor ik Dick angstig vragen.
Ik kijk om en kijk recht in de ogen van de Fransoos in de leiderstrui. Kak, wel dus. Dick gaat nog met wat voorsprong de afdaling en ik maak mezelf breed , maar dat heeft geen zin. Van een afstandje zie ik hoe ze met zijn tweeën aan de asfaltstrook richting de finish beginnen. Daar hoor ik dat mijn broer het in laatste lastige kilometer heeft moeten afleggen. Hij wordt vierde in zijn categorie, zelf kom ik in 2.18u als negende binnen.


Nu de concurrentie niet meer zo sterk is, hoop ik mezelf nog een keer op het podium van een etappe te fietsen. Gelukkig lijkt de laatste etappe, met wat kortere beklimmingen, daar wel geschikt voor. De man die ik daarvoor moet kloppen is Taverna, de Italiaan op plek drie in het klassement. Op de eerste klim is het meteen bal. Na een derde keer demarreren heb ik eindelijk een meter of tien voorsprong te pakken, maar dan komt klassementsleider Fritzsch naast me rijden. ,,Not today”, zegt hij.
De vriendelijke Duitser is bang voor ploegenspel van mij en Bart, die ‘maar’ zes minuten achter hem staat in het klassement. Een paar kilometer later weet ik dat mijn demarrage sowieso niet succesvol zou zijn geweest. Ik heb simpelweg niet de benen en moet op het korte steile klimwerk alle zeilen bijzetten om in de kopgroep van zes te biljven. Als Bart een ultieme poging op de eindzege waagt, kom ik alleen met de Italiaan te rijden.
We rijden een gave singletrack over een bergwand en ik kan mijn beter sturende concurrent lang volgen, ook omdat ik elke kans grijp om er voor te schieten. Ik verlies hem bij een prachtige kasteelruiïne uit het oog en weet dan dat mijn missie lastig wordt. De Duitser Trommer rijdt kort achter me en alhoewel hij vanwege zijn uitvallen voor de daguitslag niet meer meedoet, wil ik toch wel graag voor hem eindigen.

Ik hou de gang er daardoor toch wel redelijk in, over een soort van Ardennen-parcours met veel afwisseling en weinig ritme. Dat ik soms (ver) voor me de Italiaan nog zie rijden houdt me ook aan de gang. De laatste langere klim, richting de karakteristieke Bismantova rotsformatie gaat lekker. Dat komt ook door de bijzonder enthousiaste aanmoedigingen van Wadsworth, wiens fiets de koninginnerit niet heeft overleefd en wie op pad is met fotografen. Een paar kilometer later krijg ik belangrijke informatie: Bart rijdt met een slappe achterband rond. ,,Je kunt hem nog wel inhalen”, zegt zijn vader.
Het wordt daarom een soort maximaalsprint richting de finish en in de laatste kilometer zie ik hem rijden. Belangrijker: 500 meter voor de streep ziet hij mij ook. Ik weet dat-ie me voor gaat laten en dat is een mooi einde van deze Appenninica. Samen over de streep. Hij als de nummer twee in het eindklassement, en ik met toch nog een podiumplek. Als even later Dick ook zijn langverwachte podiumplek pakt en Sjoerd ook sterk, veilig en euforisch binnenkomt is het plaatje compleet. Wat een week!

Appenninica MTB Stage Race 2021: review
Om te eindigen zoals ik begon, ook na mijn tweede deelname sta ik nog achter mijn standpunt: de Appenninica is de mooiste meerdaagse die ik in Europa heb gereden. Het is niet de goedkoopste (inschrijving om en nabij de 1000 euro), maar daarvoor krijg je een strakke organisatie, een volwaardige Italiaanse belevenis (inclusief het goede eten) en een parcours dat heel mooi in balans is. Het is fysiek en technisch uitdagend, maar er niet overheen – zoals bij de Alta Via Stage Race soms wel het geval was.
Uitzondering was de koninginnenrit. Achteraf is mooi wonen, maar die had gezien alle ellende bij veel deelnemers misschien niet verreden moeten worden. Het noodweer was echter niet zo heftig voorspeld en dat plaatste de organisatie in een lastige situatie.
Vorig jaar ging er ook één etappe de mist in (door extreem klevende modder). Misschien hoort het erbij, misschien ook niet. Het is in ieder geval geen reden om deze fantastische zevendaagse over te slaan. Ik kan en moet het iedereen (blijven) aanraden deze een keer te rijden.






