Alta Via Stage Race: een mindgame over ruwe bergpaden
Sketchy. Google Translate vertaalt het in het Nederlands als ‘oppervlakkig’ of ‘niet afgewerkt’. Maar hoe de Italianen, en in het bijzonder voormalig wereldbekercoureur Lorenzo Pellegrini, dit Engelse woord gebruiken is me niet helemaal duidelijk. In het zinsgebruik van de racedirector van de Alta Via Stage Race neigt het richting de tweede optie, maar dat strookt in ieder geval niet helemaal met hoe ik het gisteravond in de briefing heb begrepen.
Foto’s: Nicola Damonte/Alta Via Stage Race
Ik moet er wel om lachen als ik tijdens de laatste afdaling van de derde etappe van deze negendaagse (!) race mijn mountainbike een meter of vijftig over een gigantische, schuin aflopende rots duw. ,,Ah, dit is dat stuk wat Lorenzo gisteravond bedoelde met ‘a bit sketchy’ en ‘een van de weinige loopstukken’”, denk ik bij mezelf.


Het is inderdaad een passage die niet te fietsen is en die bij heel veel andere marathons het parcours nooit zou halen. Maar op het moment dat ik er bij aankom, heb ik er al een hele expeditie op zitten. Ben ik al ontelbare keren van mijn fiets afgestapt. Niet alleen omdat mijn technische skills of mijn lef het niet toelaten om de stukken te rijden die toch zeker óók onder de Pellegrini’s kwalificatie van ‘sketchy’ zouden moeten vallen, maar ook om mijn navigatiefouten in het onherbergzame gebied waar we doorheen rijden te herstellen.
Deze rit van de Alta Via Stage Race – een meerdaagse die niet uitgepijld is maar verreden wordt op basis van je GPS – vergt het uiterste van mijn mountainbikeskills. Die zijn bergop in orde, maar bergaf kom ik tekort ten opzichte van de experts waar ik mee onderweg ben. Vlak voor de eerste hoge top lig ik op plek twee en rij ik samen met onder meer de Spanjaard Joan Pons, die twintig minuten achter me op plek drie in het klassement staat. Een paar minuten voor ons loopt – ook hier moeten we al van de fiets af – klassementsleider Gosse van der Meer. Alles onder controle, zou je zeggen.
Iets meer dan 25 kilometer, bijna drie uur en gelukkig maar een kleine tuimelpartij later kom ik met verkrampte armen over de meet in Lorsica. In het afgelegen, aan een doodlopende klim gelegen bergdorp zie ik even later het verdict: ik heb op de, op z’n zachts gezegd avontuurlijke paden van de hoogste top naar de streep, 22 minuten verloren op mijn concurrent. Mijn tweede plek ben ik voorlopig kwijt. Oef, dit worden niet alleen door het parcours zware dagen.

Een ruwe meerdaagse
Als ik me een paar maanden geleden inschrijf voor de Alta Via Stage Race heb ik nog geen idee in wat voor wedstrijd ik terecht ga komen. Ik zie dat deze wedstrijd sowieso doorgaat, spot een hele hoop gave plaatjes en een parcours met meer dan 20.000 hoogtemeters over liefst negen etappes (hoe meer, hoe beter). Ik schrijf me in (voor slechts 650 euro) en de race wordt uiteindelijk onderdeel van een eerste lange roadtrip met mijn Berlingo-minicamper, waar ook de Rally di Romagna (die pastte er perfect voor) en de Engadin Bike Giro (in de winter al gepland) onderdeel van worden.
Nu, net voor de start van die laatste, Zwitserse wedstrijd ben ik alle indrukken van de AVSR nog steeds een beetje aan het verwerken. Als ik het in één woord zou moeten samenvatten: ruw. Of beter, in twee: heel ruw.
Elke etappe is een verhaal op zich. Elke dag in zijn geheel kan ik een boek over schrijven. Dat ga ik niet doen, maar ik ga het wel proberen samen te vatten.
Op z’n Italiaans
Ik sta toch zeker een paar minuten rustig op een afstandje te kijken hoe een begin gemaakt wordt met het inpakken van de touringcar die ons van finishplaats Pigna naar startplaats Ricco del Golfo moet gaan brengen. Ik vraag me af hoe er 35 bikers, 35 fietsers en (als iedereen zich aan de regels heeft gehouden) 70 tassen in moeten gaan passen. ,,Maar ze zullen er wel over nagedacht hebben, dus ik hoor wel wanneer mijn spullen erin kunnen,” denk ik.
Het duurt even voordat ik in de gaten heb dat de buschauffeur het allemaal wel gescheten vindt en op een terrasje koffie zit te drinken en er verder helemaal niemand van de organisatie is meegekomen. Het tweetal dat de leiding heeft genomen in deze inpak-operatie moet over een uur of vijf ook gewoon in de proloog starten. Snel schiet ik ook te hulp en met vereende krachten krijgen we alles en iedereen naar binnen.
Met de tot de nok toe gevulde bus komen we vrij laat aan in de startplaats, een dorpje vlakbij La Spezia. Dat is niet zo’n probleem: de start wordt verlaat naar 18.00 uur en vlak daarvoor naar nog iets later, als na de briefing alle Italianen ineens nog een coronatest moeten ondergaan. Ik krijg al snel door dat de organisatie hard werkt, maar net wat handen te kort komt. Dat is overigens geen reden tot paniek. Alles gaat heerlijk op z’n Italiaans. Het gaat niet altijd volgens plan (de coronatesten worden uiteindelijk ná de proloog afgenomen) maar het komt altijd wel op zijn pootjes terecht.

Een mindgame
Het duurt een paar dagen voordat ik het echt door heb. De Alta Via Stage Race is niet alleen een zware mountainbikewedstrijd, het is ook een soort van mindgame. Door het individuele starten en het rijden op basis van een GPX ben je veel op jezelf aangewezen. Vaak in de wilde natuur. Niets is wat het lijkt. De briefing – zoals hierboven al beschreven – moet je een beetje met een korreltje zout nemen en van de hoogteprofielen en routes kun je het beste zelf ook een goede studie maken. Als is ook dat lang niet altijd voldoende.
Een op het oog lastige downhill is soms een walk in the park. Een stuk dat makkelijk lijkt, kan soms letterlijk een wandeling zijn. Soms denk je dat eindelijk de afdaling begint maar gaat het juist steil omhoog of juist andersom. Startprocedures en starttijden worden de avond van te voren aangepast en – als die aanpassingen toch niet te blijken werken – als je met zijn allen staat te wachten opnieuw gewijzigd.
Zeker in het tweede deel beginnen de etappes vaak met een transfer naar het moment waar de tijd begint te lopen, een keer zelfs een klim van 15km en 1000hm en de laatste dag zelfs een stevige route van meer dan twee uur. Die tijd die nodig is voor die transfers worden tijdens de briefing steevast verkeerd ingeschat, iets wat geen probleem is als je het weet. Tijdens etappe zes worden we tijdens de transfer begeleid door een politieauto. Ook dat loopt in het honderd, want die rijdt te snel – de helft raakt achterop.

Ik ook, en op een kruispunt vragen we ons af wat te doen. Een enkele deelnemer is klaar met het gestuntel en uit zijn boosheid. Een op Sean Connery gelijkende Belg ziet het allemaal rustig aan. De man rijdt al de hele AVSR met een felgroene soort van thug-life zonnebril en heeft het zwaar, maar vermaakt zich ondanks zijn respectabele leeftijd overduidelijk met de prachtige trails. ,,Don’t worry”, spreekt hij met eenzelfde gelaagde stem als Sean Connery. ,,This is the Italian style. It never goes as planned, but at the end the machine will work. Just take it as it is.”
Het is precies de mindset die je moet hebben om deze meerdaagse goed door te komen. Het parcours is heftig, maar je moet onderweg voor meer zaken op je hoede zijn. Het lijntje op je fietscomputer in de gaten houden voor rare afslagen. Niet te laks worden als er ineens linten of pijltjes hangen, want ze kunnen ook ineens weer verdwenen zijn. Of juist verkeerd hangen. Zeker niet afgaan op de motorrijders, want zij weten het vaak ook niet. En vooral niet van slag raken als het even verkeerd gaat, door wat dan ook.

Puur mountainbiken
Het belangrijkste is: je door die mindgame niet af laten leiden van de prachtige paden die je voor je wielen krijgt. Want het voorgaande stuk komt misschien wat negatief over (al is dat zeker niet zo bedoeld), de Alta Via Stage Race is parcourstechnisch soms absurd, maar vooral van grote schoonheid. Zelden heb ik zo kunnen genieten van natuurschoon als tijdens deze negen dagen. Hard werken en genieten liggen onderweg erg dicht bij elkaar.
Zoals tijdens etappe twee, waar een super steil loopstuk veel langer is (goh) dan aangekondigd, maar de top (met Italiaanse vlag die afsteekt tegen de blauwe lucht) een uitzicht van heb ik jou daar heeft. Of de afdaling ook een beloning is, daar ben ik nog niet uit. Die gaat over een lange trail vol stenen. Sketchy, maar te rijden en een aanslag op je armen en handen. En dan begon de etappe nog met een cross-country-parcours dat op een WK niet zou misstaan…
Dit soort stukken zijn geen uitzondering en bovengenoemde looppassage wordt een paar dagen later nog eens overtroffen met een stuk ‘portage’ waarvan ik denk: waarom stoppen ze het er toch in? Wat is er in godsnaam de lol aan om hier door dit donkere bos steil tegen deze berg op te klauteren? Nou, die lol ligt op de top. Een supermooi bergpad door een bergweide voert ons een paar kilometer over de ‘ridge’ van een berg. Even waan ik me een paraglider die een aanloop neemt om de lucht in te vliegen. Ik geniet met volle teugen, ook omdat ik denk dat de downhill gaat beginnen. Mis: er komt eerst nóg een loopstuk. Niets is wat het lijkt in de AVSR.

Het is onbegonnen werk om alle gave paden van de AVSR te benoemen. We doorkruisen Ligurië volledig. De routes hebben het historische wandelpad Alta Via dei Monti Liguri als leidraad en gaan daar regelmatig ook overheen. Ze zijn bij lange niet zo mooi uitgekiend als tijdens de Appenninica MTB Stage Race (we komen er pas later achter dat Pellegrini alleen de eerste paar zelf heeft uitgezet en gereden) maar elke etappe is het raak met downhills om u tegen te zeggen. Het is puur mountainbiken. Soms heerlijk rijdbaar, soms er los over met endurotrails van het extreme soort. Van een prachtig pad boven de wereldberoemde Cinque Terre (met zo nu en dan uitzicht op zee) tot de meest heftige bergpaden.
Ik hou stellig vast aan mijn regel ‘twijfel is lopen’. Behalve na de in het begin van dit stuk beschreven ‘sketchy’ passage. Het gaat niet lang daarna, na een etappe waarin ik al stevig op de proef ben gesteld, over een bruut pad verder naar beneden en ik ben er wel klaar mee: ik wil naar die finish.
Losse stenen, grote rotsen. Er is met moeite een lijn te zien en heel comfortabel is die niet. Lichaam en fiets rammelen en kraken en soms op goed geluk dender ik met de goed dalende eerste vrouw in koers naar beneden. Zij moet van de fiets af, vanwege kramp in d’r armen. Ik krijg er zowaar schik in dat ik deze extreme trail grotendeels rijdend naar beneden kom…. en hopla, daar blijft mijn voorwiel steken en ga ik over de kop.

Gelukkig zonder erg en een wonder dat het niet eerder is gebeurd. Een kilometer of twintig eerder gaat de mooiste lange beklimming van de AVSR over in een pad dat een officiële mountainbikeroute zou moeten zijn, of moet zijn geweest. Het draait uit op een mix van extreme stukken naar beneden, stukken bergop en bergaf lopen over grote rotspartijen of heel lang niet meer gereden bospaden. Het is een technische uitdaging, maar ook mentaal: het draait uit op een speurtocht. Met behulp van de GPS, de gele tekens van de route en de rood-witte van de wandelpaden is het nog steeds lastig navigeren.
Ik ga meerdere keren de fout in, iedereen gaat meerdere keren de fout in. Op d’n duur zie ik een Italiaanse concurrent tegen een beek die voor waterval door zou kunnen gaan omhoog komen klauteren. Ik ben chagrijnig, want ik voel dat ik na een goede klim veel tijd aan het verliezen ben, maar moet er ook om lachen. Hij is blijkbaar zo van slag dat hij zelfs dát als een mogelijk pad heeft beschouwd.

Strijd
Joan Pons is een oud-wereldkampioen trail-motorbiken uit Spanje. Ik wist het ook niet, maar na de hiervoor beschreven derde etappe voelt het toch als iets van een opluchting als ik het hoor. De man kan sturen, bergop en bergaf. De 20 minuten die ik deze rit op hem verlies is het begin van een mooie strijd, een soort van haasje over waarbij ik bergop telkens minuten op hem win en het van het parcours afhankelijk is of dat voldoende is om daar aan de finish nog wat van over te houden. Het maakt van dit avontuur ook een echte koers.
De AVSR heeft maar een klein deelnemersveld en al tijdens de proloog merk ik dat de tweede plek haalbaar is. Gosse van der Meer kan ik bergop en bergaf niet aan en is meteen favoriet voor de eindzege. Ik stel al snel als doel om de schade beperkt te houden en de kansen die ik krijg te pakken. Nadat ik ook in de twee proeven van de (heel mooie) eerste etappe twee keer stevig tweede ben geworden, krijg ik in de derde rit pas door dat ik meer naar achteren moet kijken dan naar voren. Ik denk me te kunnen permitteren rustig naar de finish te toeren maar ineens word ik ingehaald door een man of vijf die volop in wedstrijdmodus staan.

Daarna is het eigenlijk elke klassementsproef stevig doorrijden. Vanaf de vierde etappe begin ik steeds dichter bij een etappezege te komen. Gosse staat een straatlengte voor en is vooral bezig met veilig binnen komen: hij tapet zelfs een buitenband aan zijn onderbuis vast om er maar zeker van te zijn de finish te halen. Ik kan het me vanwege mijn mindere daalkwaliteiten niet permitteren om bergop rustig aan te doen en daarom laat hij me zo nu en dan wegrijden.
Op de vijfde dag geloof ik echt dat ik kan winnen. Ik maak op het juiste moment de juist move en pak de koppositie. Ruim anderhalf uur lang push ik mezelf en van mijn trouwe verzorgers Joan (niet de Spanjaard) en Gerrie – zo fijn dat zij me onderweg weer konden bijstaan – hoor ik dat ik meer dan vijf minuten voorsprong heb op Gosse en nog veel meer op mijn Spaanse concurrent.
Dat hou ik echter niet vol. Het einde van de etappe is wederom prachtig door een onherbergzaam stuk op hoogte, met rollende wolken en mistflarden enzo. Maar ook bergop en bergaf bezaaid met grote keien. Ergo: veel lopen. Gosse haalt me vlot bij, we rijden een tijdje samen en dan – de man is professioneel veldrijder en daarin loopspecialist – stapt-ie simpel bij me weg. De laatste afdaling is verrassend goed te doen en dat is maar goed ook: op de streep heb ik nog een minuutje over op Joan Pons. En dat na 80km, ruim 3000hm en bijna zes uur koers.

Etappezeges
Uiteindelijk lukt het in etappe zes, naar Finale Ligure. Het is de dag van de mislukte transfer met politie-escorte en daardoor een chaotische startprocedure, waardoor we met de top vijf bijna allemaal tegelijk beginnen. We komen samen te rijden en als de eerste stofwolken zijn opgetrokken geeft Gosse gas op het steile begin van een relatief korte beklimming. Ik besluit over te nemen, hij laat een gat vallen en hop: weg ben ik.
Je moet alles natuurlijk in perspectief zien – het is geen Transalp die we aan het rijden zijn – maar ik ben bijna drie uur lang aan het genieten van het op kop rijden. En ook bezig rustig te blijven. Ik rij de beklimmingen zo hard mogelijk op. Blijf vaak achterom kijken. Prijs mezelf gelukkig dat de langste afdaling een prachtige, op Groesbeek gelijkende flowtrail blijkt te zijn en ik de laatste downhill een week eerder (roadtrippend op weg naar Pigna) al een keer heb gereden. Tijdens het enige stuk dat ik daarvan niet heb verkend rijd ik nog verkeerd, kort daarvoor klauter ik nog een keer een minuut of vijf over, onder en om vier gigantische, omgevallen bomen heen (mindgame!). De voorsprong die ik bergop bijelkaar heb gefietst blijkt gelukkig genoeg om met drie minuten voorsprong op Gosse de etappe (lees: proef) te winnen. Het is een mooi vinkje in mijn ‘mountainbike-carrière’, en ook mooi dat ik door bijna tien minuten tijdswinst op Joan Pons weer stevig op plek twee sta.

Etappe 7 heeft ineens een massastart, want na acht dagen wedstrijd een nieuwe dimensie aan de AVSR geeft. Gosse en ik hebben eigenlijk het plan om rustig aan te doen, maar de mannen achter ons versnellen en daarna nemen we toch maar het initiatief. We rijden een flink stuk samen, ik los ‘m op beklimming twee maar wordt teruggepakt en op weg naar het hier eerder genoemde loopstuk gelost.
De achtste en laatste etappe is het door een erg lange transfer opnieuw chaos met de start en daardoor is Joan veel eerder vertrokken dan ik. Ik geen idee hoe hard hij aan het rijden is. Omdat ik geen risico wil nemen rijd ik misschien wel mijn beste beklimmingen van de week, het blijkt genoeg voor opnieuw een etappezege (Gosse heeft wat pech en gaat op zeker) en de tweede plek in het eindklassement.

De sfeer
Ik ben blij met mijn prestatie, uiteraard, maar het is niet wat naderhand het meeste blijft hangen van de AVSR. Dat is ook niet de soms wat chaotische organisatie. Natuurlijk wel het mooie, bizarre, uitdagende, vreemde, ruwe, zware parcours. Maar vooral ook de ontspannen onderlinge sfeer tussen de ongeveer honderd deelnemers. We slapen meestal in door de organisatie opgezette tenten, die staan vaak in prachtige, kleine bergdorpjes (en een keer op een oud, minder charmant voetbalterrein in loeihete buitenwijk van Genua). Soms liggen we ook in een soort van sporthal. Het is niet altijd even ideaal, maar ik kom eigenlijk niks tekort en kan er wel van genieten. Ook om me heen hoor ik weinig geklaag.
Dat komt ook omdat het avondeten over het algemeen prima geregeld is. Het ontbijt is soms wel wisselend in kwaliteit maar heel veel krijg ik daar niet van mee: ik teer op brood en zoet beleg wat ik in de eerste etappe heb ingeslagen (meesterzet) en gebruik het ontbijt van de organisatie als aanvulling.

Het is mooi om te zien hoe rijders van allerlei pluimage deze zware beproeving tot een goed einde proberen te brengen. Zoals Luke, een Britse veteraan in dit soort werk. Hij klimt traag, maar daalt als de beste. Zijn materiaal heeft echter, waarschijnlijk door zijn wat ruwe rijstijl, zijn beste tijd wel gehad en bijna elke dag moet hij na zijn late binnenkomst nog aan de bak met bijvoorbeeld het ontluchten van zijn remmen of het uit elkaar halen van zijn crank (een triple). Ik denk dat het daarom is dat hij de ellenlange ditjes en datjes Facetime-gesprekken met zijn vrouw afwerkt tijdens de reparaties. Of tijdens het ontbijt. Of tijdens het inpakken van zijn tas. De man is áltijd aan het bellen.
Het is het gevarieerde deelnemersveld en de kleine organisatie, het heftige parcours en het raceprincipe die de Alta Via Stage Race een wedstrijd maken die ik nog nooit zo heb meegemaakt. Of ik volgend jaar weer mee ga doen? Dat weet ik nog niet. Maar een aanrader? Als je van spectaculaire uitdagingen in de wilde natuur houdt: zeker!


