Nog één keer kijk ik achterom om er echt zeker van te zijn van dat ik dit sprintje in de laatste kilometer van de Vulkanbike ga winnen. Als ik constateer dat mijn voorsprong hier in de straten van Daun groot genoeg is, valt de spanning van een hectische wedstrijd van me af. Mijn benen voelen aan als twee blokken beton en echt goed rond krijg ik ze niet meer, maar als ik de laatste meters afleg voel ik daar allemaal niks meer van. Met een gebalde vuist en bescheiden juichkreet passeer ik de streep. Heel veel aandacht van het publiek krijg ik helaas niet voor deze prestatie.

Het is een jaar geleden dat de Vulkanbike het toneel was van het Duits kampioenschap en alhoewel je daar als Nederlander gewoon aan mee kan doen koos ik er toen voor om me niet in deze strijd te mengen. Ik reed daarom de 85 kilometer in plaats van de langste afstand. Omdat alle sterke Duitsers vanzelfsprekend aan de nationale titelstrijd meededen en ik in de aanloop naar het WK in uitstekende vorm verkeerde, deed ik op deze afstand mee om de overwinning. Na ongeveer 3 uur koersen met de vingers tussen de deur, schudde ik op de laatste steile beklimming mijn laatste twee concurrenten van me af. De voorsprong werd nooit groot en vijf kilometer later moest ik mezelf in de laatste lastige, oplopende meters in Daun in een sprintje nog aardig uit elkaar trekken om die te behouden. Dat lukte. Ik won!

Als gezegd: omdat ik in het bijprogramma reed van het Duits kampioenschap en ze aan de finish vooral aan het wachten waren op de eerste vrouwen was er voor deze prestatie weinig aandacht. Terecht, en het maakte me ook niet zo heel veel uit: ik haalde er zelf heel veel voldoening uit en ik won nog wat extra vertrouwen en conditie richting het voor mij zo belangrijke WK. Omdat de voorbereiding daarop de nog intensiever fase inging, kwam ik er zelfs niet aan toe om er een blog over schrijven. De tekst hierboven is het eerste wat erover op Bikesight verschijnt.

Afgelopen week moest ik er in aanloop naar een nieuwe deelname aan de Vulkanbike regelmatig terugdenken aan die toch wel erg lekkere koersdag. Niet alleen vooraf, maar ook als ik opnieuw op weg ben naar een paar spannende laatste kilometers. Deze keer ben ik me aan het voorbereiden op een sprint met vijf. Niet voor een podiumplek, maar wel om.. afijn, dat leest u in het volgende.

Favoriet parcours
De Vulkanbike (95km/2300hm) hoort bij mijn favoriete wedstrijden, omdat ik denk dat dit de parcoursen zijn waar ik het beste uit de voeten kan. Technisch niet te lastig, en een combinatie van snelle stukken waar tactiek belangrijk is met soms steile maar meestal niet al te lange beklimmingen. Voor mijn Project Elite reed ik hier vaak al lekker, en de afgelopen twee jaar scoorde ik steevast een podiumplek. Al voor de start weet ik dat dat er dit jaar niet in zit. Omdat er niet veel wedstrijden zijn, is het deelnemersveld een stuk sterker dan normaal. No problemo: dat maakt de koers alleen maar mooier. We hebben ook het geluk dat de coronamaatregelen niet veel invloed hebben op de wedstrijd, en dat we met alle licentiehouders gewoon gezamenlijk mogen starten vijf minuten voor de ‘reguliere’ start.  

Het corona-protocol van de organisatie was uitstekend bedacht: startblokken van 50 man en opstellen in groepen van 10 met anderhalve meter ertussen. Die vijf groepen zouden dan tegelijk weg mogen, eenmaal in het bos hun mondkapje af doen en dan de koers beginnen. De uitvoering was iets minder, omdat de communicatie niet helemaal soepel verliep. Het opstellen voor het op laatste moment verzonnen licentie-vak (waarvoor hulde) verliep wat rommelig, maar gelukkig had dat uiteindelijk geen effect op het koersverloop.

Mijn taak in de openingsfase blijft hetzelfde. Overleven op de retesnelle, vooral vals platte eerste kilometers. Die zijn niet zwaar genoeg om echt grote verschillen te maken. Het hoge tempo zorgt er wel voor dat ik toch aardig wat moeite moet doen om me te handhaven in de voorste, nog grote groep. Met een man of 25 stormen we na een half uur volle bak joekelen over schotterpaden op de eerste echte scherprechter af, een klim onder een snelwegviaduct door. Uit ervaring weet ik dat het hier de schifting wordt gemaakt. Naar de voet toe schuif ik nog iets op, in het wiel van teamgenoot Bart sluiten we voordat het breekt aan bij de eerste groep van een man of tien. Ik verbaas mezelf dat ik hier zonder al te veel problemen nog wat naar voren kan rijden. Boven zijn we met de op klim gevormde groep los van de rest. Ik zie een ietwat hoge hartslag op mijn Sigma maar, allez: bueno, we zijn er mee weg!

Gebrek aan scherpte
Maar dan is het even gedaan met de pret. Als ik er nu aan terugdenk, snap ik nog niet dat ik het me heb laten gebeuren, maar nog geen tien minuten later rij ik op de volgende lange beklimming hopeloos alleen, een ook nog eens een positie of zeven á acht slechter in koers. Iets dat totaal onnodig is. Op een of andere manier laat ik me uit mijn focus halen door een Duitse concurrent die me in eerdere koersen al vaker dwars heeft gezeten en me vandaag alweer heeft verbaasd met een paar onmogelijke en vooral kansloze demarrages in de eerste kilometers. Nu remt hij me vanuit een achterop komend groepje in een afdaling op een onmogelijke plek uit. Ik win mijn positie wel weer terug, maar ben door de irritatie die de actie oplevert mijn flow kwijt en begin op een steil tussenpoekeltje helemaal achteraan de groep. Dezelfde coureur laat een gat vallen, ik kom doordat ik achteraan zit ook nog slecht door een kort zijpaadje om een modderpoel heen en het kwaad is geschied: ik lig eraf bij de eerste grote groep.

Als ik volledig 100% procent scherp was en in topvorm was geweest, was dit natuurlijk niet gebeurd, maar zonde is het wel. In paniek ben ik echter niet. Vind het wel mooi dat teamgenoot Bart ondanks heel weinig trainen de slag wel heeft overleefd. Waar ik wel mee zit is dat trainingsmaat Robinho er ook bij zit. De man met de meest afgetrainde beentjes van Noord-Oost Brabant haalt er de laatste maanden veel plezier uit om mij uit te dagen. Dit is gezien zijn ontwikkeling (en de mijne) ongetwijfeld het laatste seizoen dat ik hem nog partij kan bieden. Eerdere wedstrijden en trainingen toonden al aan dat we aan elkaar gewaagd zijn, maar ik heb er eigenlijk geen zin in om me in deze race zomaar gewonnen te geven.

Ik richt mijn blik op mijn powermeter om toch gewoon het ideale koerstempo te vinden en gelukkig duurt het niet lang voordat Robinho er vooraan is afgewapperd, ik hem bijgehaald heb en we samen met een explosieve Belg een groepje vormen. Zo rijden voorbij de bekende kratermeertjes. Niet lang daarna worden we ingelopen door een groep van een man of zeven, met ook wat andere bekende concurrenten. Uit ervaring van de laatste jaren weet ik dat dit de groep gaat zijn waar ik waarschijnlijk een groot deel van de koers samen mee ga rijden. Het middenstuk van de Vulkanbike is simpelweg niet selectief genoeg.

De Belg in mijn wiel hoopt aan de rechterkant nog wat mannen voor ons te zien, maar al snel blijkt dat we met zijn drieën vooral naar achteren moeten kijken. Daar komt een mooi groepje opzetten. Omdat ik weet dat ze ons hoe dan ook bij gaan halen, maak ik van de gelegenheid gebruik om een lastig klimmetje dat eindigt met wat kort singletrackwerk op kop en op mijn eigen, reservetempo op te rijden.

Knuppel in het hoenderhok
En zo gebeurt het ook. Zo nu en dan vallen er wat gaten, een enkeling moet lossen, iedereen heeft z’n goede en slechte momenten maar na een kilometer of zeventig zitten we nog met een man of zeven bij elkaar. Ik heb zelf inmiddels niet alleen geconstateerd dat Robinho zijn koers ook op mij aan het afstemmen is, maar ook dat ik best wel prima benen heb, en dat – inderdaad – de échte koersscherpte ontbreekt. Dat vertaalt zich vooral in het onnodig laten vallen van gaten op simpele afdalingen. Omdat ik daar wel klaar mee ben, besluit ik op een beklimming waarvan ik weet dat-ie tot de zwaardere van de dag behoort de knuppel in het hoenderhok te gooien.

Vanuit laatste positie schuif ik op, halverwege zet ik een keer goed aan en merk ik dat iedereen het lastig heeft. Ik rij stuur aan stuur met de Belgische klimgeit Bram Saeys naar boven en bovenop hebben we met zijn tweeën een gaatje. Ik heb even de hoop dat we definitief weg zijn, maar de twee man met wie ik al sinds de eerste schifting op pad ben keren terug. Robinho op de rekker, maar hij zit erbij. Oef, het zal niet makkelijk zijn om hem vandaag te verslaan, weet ik dan. Dat ik deze prestigestrijd tussen trainingsmakkers wel wil winnen, weet ik ook.

Onder druk
Er staan nog nog twee echt lastige beklimmingen op het programma. Op weg daar naartoe blijft het tempo er aardig in en zo halen we een paar stilvallers in. Op de op één na laatste col schud ik samen met de twee Belgen een paar keer aan de boom, maar echt doorzetten durft niemand en zo blijven we met zijn vieren samen. Op de laatste klim, een poekel tegen een skihelling op en de plek waar ik vorig jaar bij mijn concurrenten weg kon rijden, vormen we twee tweetallen. De twee Belgen rijden iets vooruit, ik zit daar samen met Robinho kort achter. Aan het begin denk ik nog even om opnieuw te demarreren. Toch besluit ik het over een andere boeg te gooien en te wachten, een besluit dat vooral ook wordt ingegeven omdat ik niet heel veel harder kan dan het tempo dat mijn concurrent van de dag ontwikkelt.

We komen samen boven en op de paar korte stukjes bergop die nog volgen zet Robinho me flink onder druk. Ik merk echter dat de versnelling die hij normaal tijdens trainingen in zijn vliegensvlugge beentjes heeft, na meer dan 3,5 uur koers wat minder is. Hij pakt een paar keer een paar meter, maar door mijn eigen tempo te blijven rijden zit ik er telkens snel weer bij. We komen wel weer terug bij de Belgen en zo rijden we samen met een nog van achteruit teruggekomen hardrijder de laatste paar kilometer over de geasfalteerde oude spoorbaan naar Daun. 

Deze foto is niet lang na de foto hierboven genomen (al was het voor Robinho voldoende tijd om een plekje op te schuiven), maar had ook net zo goed op de ‘terugweg’ gemaakt kunnen zijn. Dan kom je opnieuw langs dit stuk en reden we ook nog met zijn drieën bijelkaar. Met dat verschil dat de man in het zwart er op dat moment alles aan deed om mij te lossen. Gelukkig zonder succes. Overigens was na afloop de vrede meteen getekend, en heb ik deze foto’s gekregen van Robinho. Toch handig als je samen op de foto staat.

De eindsprint
Ik reken daar op een pittig sprintje en heb daarom (wel in iets mindere mate) hetzelfde gevoel als vorig jaar op weg naar de overwinning. Toch valt het in de laatste kilometer allemaal mee. Eén van de Belgen kan ik simpelweg niet volgen, maar als ik zelf versnel zie ik dat bij de rest de pijp leeg is. Het verschil wordt niet supergroot, maar één keer voor de zekerheid omkijken is voldoende om in 3.44u als tweede van het groepje en als zestiende overall over de meet te komen (check Strava). 

Daar ben ik eigenlijk wel tevreden mee. Tijdens de Vulkanbike is het altijd volop koers en, mede door de strijd met Robinho, was dat ook nu weer het geval. Dat geeft – ook al levert het geen podiumplek op – wel veel voldoening. Als ik aan het begin wat slimmer was geweest had er misschien meer ingezeten, maar zeker ook gezien de wattages die ik reed (vrijwel hetzelfde als voorgaande jaren) sta ik er prima voor richting de Appenninica MTB Stage Race, die start op 27 september.

En om voor dat zevendaagse avontuur (met een koninginnerit van 110km en 4300hm) helemaal klaar voor te zijn, plakte ik er nog twee dagen bikepacken in de Eifel aan vast.

Een fietswissel met dank aan teamgenoot Bart, die mijn Epic mee terugnam naar Brabant. Gelukkig hoefde ik op zaterdag maar 7 kilometer vanuit Daun naar de eerste camping te fietsen. Wel eerst de plaatselijke Lidl geplunderd voor wat koude cola, anders had ik de krap 200hm die nog in dat kleine ritje verscholen zaten niet overleefd.
Een mooie ochtend op Camping am Maar en op de achtergrond ziet u het stuk bos waar een dag eerder een verbeten strijd werd uitgevochten. Fijn plekkie, maar de camping is geen aanrader. Hutjemutje (al ziet het er niet zo uit) en duur.
De eerste dag liep van Daun grotendeels onverhard richting het Ahrtal. Het hoogtepunt (letterlijk) was de beklimming van Hohe Acht, de hoogste top van de Eifel. Kon het niet laten om de uitkijktoren ook te beklimmen. Mooi uitzicht, maar ook duizenden vliegen dus er van genoten heb ik niet.
Deze spot boven Ahrbruck waar ik op trainingen vaak voorbij ben gefietst had ik al in mijn hoofd om een keer te gaan wildkamperen én uit te testen hoe het is om in zo’n schuilhut te slapen. Dat beviel prima, al was het niet allemaal ontspanning. Om het bankje heb ik toch zeker anderhalve krantenpagina volgetikt. Hulde aan de hedendaagse techniek en aan de goede batterij van mijn laptop, die ik daarvoor helemaal had meegesleept.
Tegen de tijd dat het donker werd was het werk af en kon het kampvuur aan. Niks beter dan zelfgebraden worst. Prima toeven op deze rotspunt en perfect geslapen. Kwam op het idee om de buf op mijn hoofd ook over mijn ogen te trekken en daardoor werd ik pas om kwart voor acht wakker. Bij mijn vorige bikepacking zat ik tegen die tijd al bijna een uur op de fiets.
Ook de terugweg was een heerlijke route (check Komoot). Het begon met een asfaltklim van 16km (!) en 400hm die vanuit het Ahrtal die ik (onbegrijpelijk) nog nooit had gereden. Puur genot. Verder weer regelmatig wat onverhard, die soms uitkwamen op dit soort heerlijke weggetjes.
Mijn eerste bikepacking-lekke band was zo verholpen. Toen ik in de afdaling daarna mijn achterrem volledig heet stookte en ik amper nog kon remmen maar besloten om over asfalt naar Daun te fietsen. Het was ook wel mooi geweest, met twee dagen rond de vijf uur netto op de fiets. Voor herhaling vatbaar. De Eifel is gaaf: om te koersen, en om te avonturieren.