De Combi-Camp klapt, zoals zijn grote kracht is, in 10 seconden open en snel kruipen Bart en ik naar binnen om te schuilen voor de regen die neerdaalt op camping Floreal 2 in La Roche-en-Ardenne. Het oogt allemaal wat troosteloos. De lucht is grijs en het ziet er niet naar uit dat het droog gaat worden. We kijken elkaar aan. Gaan we de voortent in deze slechte omstandigheden ook al opzetten?

Beter wordt het toch niet en dan hebben we het maar gehad is de snel getrokken conclusie. Ruim een half uur later zijn we allebei goed natgeregend, maar onze uitvalsbasis voor de BeMC staat. Alhoewel: terwijl het water op het tentdoek klatert, zijn er toch zeker drie plekken waar het doorheen lekt. Door nog eens de regen in te gaan en alles wat netter op te zetten verhelp ik alle lekkages en met behulp van een elektrisch kacheltje wordt het gelukkig snel behaaglijk warm in mijn zo trouwe vouwwagen. Toch blijven de waardeloze omstandigheden buiten me bezighouden. Dat gaat wat worden de komende vier dagen…

Hulde aan de Combi Camp waar Bart en ik vier dagen in geslapen en geleefd hebben, samen met Mart (hij sliep in de bus) en Robin, die later met zijn eigen kampement ook nog aansloot. Het ziet er misschien niet zo uit, maar ondanks het matige weer was het gewoon comfortabel.

De BeMC staat vanwege het pittige parcours en sterke deelnemersveld (UCI.S1) al bekend als een van de zwaarste meerdaagses van Europa. Dit jaar komen daar een proloog van 18km én slechte voorspellingen bij. Vooral de zaterdag is veel regen voorspeld, maar door dat wat voor de start al valt is een ding zeker: het wordt hoe dan ook een modderkoers. Vooral van dat laatste baal ik. Niet omdat het extra afzien wordt (na Sundern-Hagen valt alles mee) of vanwege mijn materiaal (oude cassette en ketting zijn thuis al gemonteerd), maar vanwege de verhoogde techniciteit. Ik voel me sterk, heb deze BeMC omcirkeld als een van de belangrijkere wedstrijden van het seizoen en zin om me te meten met een paar (inter)nationale kleppers. Door alle nattigheid weet ik op voorhand al dat dat laatste een lastig verhaal zal worden.

Ik rijd niet voor niks mijn beste resultaten in het Sauerland of de Eifel. In de Ardennen heb ik het in droge omstandigheden vaak al moeilijk om op technische, hoge snelheidsafdalingen mijn concurrenten te volgen. In de modder – waar de meest prachtige singletracks voorzien worden van irritante sporen – ga ik hoe dan ook tijd verliezen. Ik besluit het gewoon te accepteren en geen overbodige risico’s te gaan nemen. Proberen alles eruit te halen bergop, zo goed als het kan te volgen bergaf en zo te kijken waar het schip strandt. Vorm testen, moraal tanken, goed dealen met de pittige omstandigheden en zo steady en ook nog een beetje genietend de finish halen is de opdracht.

Proloog (18km/650hm)
Omdat ik na een verkenning weet dat het met de technische lastigheid van de proloog wel meevalt, sta ik donderdagavond toch wel met wat verwachtingen op het startpodium in het centrum van La Roche. We krijgen meteen de volle laag, want het komt met bakken uit de lucht. Omdat ik weet dat na een paar kilometer een muur opdoemt (0,5km á 20%) start ik behouden op de asfaltklim richting het kerkhof.

Omdat hij wel heel snel op mijn wiel zat, dacht ik even aan een valse start voor Carabin. Maar hij zet hier zijn fiets nog rustig klaar, dus dat zal wel niet. Ik had misschien ook met iets meer lef moeten starten. Les voor de volgende proloog! Foto: Daniël Velsen

De voor me gestarte Braziliaan zie ik langzaam wegrijden, de achter me begonnen Sebastian Carabin heeft me na amper een kilometer al te pakken. Maar goed, dat is geen pannenkoek en omdat ik hem na het steile stuk weer terug pak rij ik met een goed gevoel rond. De sterke Brit Ben Thomas komt me voorbij, en later nog een snelle veldrijder van Steylaerts, maar verder heb ik het idee dat ik goed tempo maak.

Ik trap bergop de wattages die ik wil trappen zonder mezelf op te blazen. Pas in de laatste lange glibberige afdaling vlak voor de finish begin ik te klooien en zo haalt Carabin me weer in. Na 49.13 minuten (351np) kom ik binnen en dat is goed voor een 39e plek. Carabin, hij kan dit soort koersen winnen, heeft duidelijk een snipperdag genomen en ik heb me teveel door hem laten afleiden. Het had nog wel iets harder gekund, realiseer ik me als ik mijn race analyseer.

Ik kom je terugpakken, Carabin!

Etappe 1 (81km/2400hm)
Wat ik uit de proloog ook afleid is dat de Specialized Fast Track (Grid) die ik zowel voor als achter op mijn S-Works heb liggen me in de modderige omstandigheden niet veel vertrouwen geeft. Nu heb ik op het allerlaatste moment nog een Ground Control in de auto gegooid (ik was al op weg Bart op te halen) en die besluit ik donderdagavond na de proloog op mijn voorwiel te leggen. De juiste keuze zo blijkt in de rest van de BeMC. De beperkte tijd die ik bergop verlies, win ik met deze band bergaf hoe dan ook terug.

Ik kan nu wel zeggen dat ik stond te trappelen om te beginnen, maar denk dat deze foto het tegendeel bewijst. Let ook even op de nieuwe gesoigneerde helm van Specialized, met dank aan topsponsor Thijs Hendriks Tweewielers uit Wanroij. Foto: Daniël Velsen

Het weer is gelukkig oké, maar de start van de eerste etappe is verder meedogenloos. Vanaf de start gaat het in één lijn omhoog richting de top van de Haussire, een van de zwaarste asfaltbeklimmingen van België. Ik ken ‘m goed uit de wegcyclo La Velomediane en kan ‘m goed indelen en kom zo rond plek dertig boven (in een veel snellere tijd als ooit op de racefiets). Die klassering houd ik vast als het offroad gaat, maar ik voel aan mijn benen dat het tempo er net te veel aan is. Op de vlakkere modderstroken (plassen overal!) houd ik aardig stand, maar na een technische afdaling moet ik een gaatje laten.

Zoals ik me voorgenomen heb maak ik me er niet druk om en ik zoek mijn eigen tempo. Ik rij een tijdje alleen, totdat ik na de eerste verzorging wordt opgepikt door een grote groep. Die is voor mij ideaal: ik merk dat ik bergop wat speling heb en kan daardoor meer ontspannen dalen. Ik kan ze meestal goed volgen, maar als ik een gaatje heb kan ik dat zonder problemen dichtrijden.

Het parcours blijft schoonheid en hardheid op prachtige wijze combineren. Het vele steile klimmen eist bij steeds meer gasten langzaam maar zeker zijn tol. Zo blijven we op d’n duur met ongeveer zes man over. Ik krijg wel moraal van bij wie ik zit, allemaal rasechte Belgische Ardennentemmers: Ken van den Bulke, Stijn van Boxstael, Steven Janssens, Matthias Cloostermans en Bram Huysentruyt. Ik ben als kaaskop ook uitgenodigd op het feestje, zullen we maar zeggen. We hebben allemaal onze goede en slechte momenten en houden op die manier het tempo er goed in en halen in een twintigtal kilometers bijna tien te snel gestarte coureurs in. Het meest content ben ik nog met hoe het technisch gaat. Deze mannen weten wat ze doen, nemen niet al te veel risico’s en in hun spoor neemt mijn vertrouwen met de kilometer toe.

De mannen bij wie je in de Ardennen in het wiel wilt zitten: Huysentruyt, Van Boxstael, Cloostermans, Van den Bulke en ik in slagvolgorde. Wie goed kijkt ziet in de achtergrond ook nog Janssens opduiken. Die had wat moeite met steil klimmen, maar kreeg het (ook op andere dagen) bewonderenswaardig vaak voor elkaar om zich terug te vechten. Foto: Daniël Velsen.

In het zicht van de laatste scherprechter (de verdomde Muur van Borzee, 0,3km á 23 procent) moet ik er helaas ook af, maar met mijn 24e positie bij de elite (28e overall) in 3.59u (297np) ben ik meer dan tevreden. Dit geeft vetrouwen!

Etappe 2 (82km/2350hm)
Deze dag vraagt een andere aanpak. De hele nacht komt het met bakken uit de lucht en het ziet er niet naar uit dat het onderweg anders wordt. De rit wordt daarom ingekort met 13 kilometer, omdat de doorkruisingen van de Ourthe niet mogelijk zijn. Nog steeds staat er meer dan tachtig kilometer op het programma in de regen, kou en modder. Ik kleed me goed aan (wintershirt, winterhandschoenen, regenjack) en ga voor de overlevingstactiek. Oftewel: met de blik op de bemodderde Sigma Rox een zo constant mogelijk tempo rijden.

Op de startklim knijp ik mijn ogen even dicht en laat ik mijn concurrenten wegrijden. Samen met mede-kampeerder Robin begin ik aan de tweede klim. Hij nestelt zich in mijn wiel en zo rijden we steady de eerste anderhalve uur. Als er een groepje achterop komt, wordt het wat onrustiger. Ik blijf echter bij mijn plan, want de omstandigheden die zijn bizar.

Investeer je als goejekope rotzak een tientje meer voor de zwarte versie van de je favoriete regenjack, of zet je volledig in op de aanbieding en ga je voor de witte? Afijn, u ziet mijn keuze. Alles is weer wit, maar daar had ik wat assistentie van moeders Van Loon voor nodig. Foto: Daniël Velsen

Zelden heb ik zoveel modder en water bij elkaar gezien. Over glibbert het, overal is het lastig om de juiste sporen te vinden, overal loopt het zwaar. Overal krijg je een armada van blub over je heen. Gelukkig heb ik het niet koud en ga ik overal technisch redelijk overheen, maar ik vraag me wel meerdere keren af waar we toch allemaal mee bezig zijn. Vooral als we weer eens bijna tot aan de assen door een modderpoel joekelen.

Vlak voor de tweede verzorging valt de groep uit elkaar en op de eerstvolgende klim heb ik opeens een ruime voorsprong. Ik zie niemand achter me of voor me en twijfel even, maar besluit dan maar gewoon alleen mijn eigen tempo door te blijven rijden. Omdat ik me nog goed voel, schakel ik wel iets op. De omstandigheden worden er niet beter op en het parcours niet makkelijker (stukken bergop lopen, de ‘Wall of Death’ naar beneden) en daarom ben ik extra blij met mijn gekozen tactiek.

Ik heb namelijk nog wel wat over en raap langzaam maar zeker deelnemers op. Veel gasten zitten er helemaal doorheen en daar krijg ik dan weer moraal van. Precies wat ik nodig heb in deze bizarre race. De tien haal ik net niet, maar door tot op het laatste poekeltje door te blijven rijden (een korte strijd met Christian de Graaff) kom ik na een modderbad van 4u14 toch nog op een 22e plaats (27e overall) binnen. Met ingecalculeerd tijdverlies op de rappe mannen, maar met prima wattages van begin tot einde (298NP).

Je rijdt misschien niet de best mogelijke uitslag en in het begin rondrijden met het idee dat de concurrentie minuten bij je wegrijdt is niet leuk. Maar op een laatste klim nog een paar dode vogels inhalen hoort toch bij geneugten van het marathonbiken. Foto: Daniël Velsen

Etappe 3 (62km/2200hm)
Door mijn resultaten in de eerste drie dagen sta ik op de 26e plek in het klassement. De eerste 34 krijgen UCI-punten en de marge die ik op die positie heb is groot. Ik heb dus weinig meer te verliezen. Het is weer droog, de etappe is relatief kort en intensief en daarom neem ik me nu juist een alles-of-niks tactiek voor. Ik wil zo lang mogelijk aanhaken op de openingsklim (weer de Haussire), en van daaruit zien hoe de koers zich ontvouwt en waar ik toe in staat ben.

Ik begin wat te ver naar achteren, maar merk dan dat ik tijdens de tweede etappe minder in mijn reserves ben gegaan dan de meeste mannen om me heen. Met een korte tussenversnelling haak ik nog net aan bij de eerste groep. Dat is van korte duur, maar ook als het tempo nog verder omhoog wordt gejaagd door de mannen voorop (Mathieu van der Poel en Hans Becking zijn vier dagen onnavolgbaar) kan ik beter mee dan gehoopt. Met Niels Vandeputte (ploeggenoot Van der Poel) en de vriendelijke Duitsers Daniel Gathof en Paul Hauser hang ik net achter een groepje met onder meer Konny Looser, Bas Peters en Thom Bonder. Daar net voor zie ik dat teamgenoot Bart net niet met de eerste grote groep mee kan.

Ik zit aardig op mijn maximum, maar de coureurs om me heen ook. Iedereen zwoegt en kreunt en af en toe kijken we elkaar verdwaasd aan. Hoe we het doen weet ik ook niet meer, maar ongeveer vijfhonderd meter onder de top vinden we de aansluiting bij Looser en consorten. Ik kijk achterom en zie heel lang niks. Oef, moraal: ik rij op deze manier weg bij flink wat concurrenten. Wordt het een dag van alles, en kan ik nog wat opschuiven in het klassement?

Op de uitlopers pikken we Bart op en houd ik stand, na de eerste korte afdaling moet ik (verrassend) een gaatje laten. Het geeft me de mogelijkheid om nog een keer moraal te tanken, want op de volgende strook bergop rijd ik (met Van Boxstael in mijn wiel) het gat weer dicht. Op de volgende lastige klim gebeurt hetzelfde. Er vallen bergaf weer wat gaten (en ik zit in het laatste wiel), maar Van Boxstael en ik rijden met zijn tweeën een verschil van vijftien seconden dicht en sluiten zo net voor de eerste verzorging weer aan.

Het staat net niet op de foto, maar vlak hiervoor reden een paar kleppers. Niet voor lang, want hierna begon de ellende met een paar onmogelijke paadjes die me volledig uit koers haalden. In de tweede lus stevenden we weer op die passage af, totdat we iets daarvoor linksaf sloegen. Fijn moment! Foto: Daniel Velsen.

Dit was de waar doe-ik-het-ook-alweer-allemaal-voor-tussenbevestiging waar ik in deze BeMC naar op zoek was. Ik kan niet alleen conditioneel mee met dit soort gasten in een openingsfase, maar eventueel ook nog wat extra’s. De euforische stemming die me dat oplevert is snel voorbij. Ik zit natuurlijk wel gewoon nog steeds op hangen en wurgen en als het echt technisch wordt ben ik gezien. Helemaal gezien. Een singletrack vol hindernissen langs een klein beekje kost me volledig de kop. Ik kom daar te vermoeid aan, mis elke bocht, raak elke wortel en steen en zit bij het opstappen van een bruggetje zelfs even met mijn voet vast in het water.

De voorsprong waar ik de achttien kilometer daarvoor zo hard voor heb gewerkt, ben ik in één keer kwijt. Uit de achtergrond komen al mijn concurrenten terug, een moraaltik die ik niet meteen kan verwerken. Pas na de verzorging bij het ingaan van de tweede lus van de dag kan ik mezelf weer een beetje motiveren. Ik lig nog best prima in koers en rij bergop weer wat naar voren. Technisch ben ik het goede gevoel echter helemaal kwijt. Wat ik bergop win verlies ik op de prachtige, maar lastige stroken naar beneden weer en ik kan me er ook niet meer echt druk om maken.

Zoals aan mijn gezicht te zien is, was het beste er in de slotfase van de BeMC wel af. Foto: Daniel Velsen

Ik schiet nog een paar keer in gang op een paar pittige beklimmingen (en het lukt me om mezelf boos genoeg te maken om voor de tweede keer deze dag de Muur van Borzee op te fietsen in plaats van te lopen) en fiets verder steady richting de streep. Daar kom ik als 30e aan (35e overall) in 3.07u (314NP). Ik verlies nog twee plekken in het algemeen klassement, maar hou ruim voldoende marge over en scoor 7 UCI-punten.

Na afloop zet ik de plussen tegenover de minnen en kan ik niet anders concluderen dan dat ik tevreden moet zijn met deze resultaten. Technisch gaat het de laatste jaren beter maar in de Ardennen, in dit soort omstandigheden en tegen dit soort toppers kom ik simpelweg te kort. Los van dat heb ik bergop er alles aan gedaan om er toch nog een meer dan degelijke uitslag uit te halen en UCI-punten te scoren in een pittig startveld. Hier kan ik mee verder richting de twee grootste subdoelen van dit seizoen: de Rally di Romagna (over twee weken) en de Transalp (halverwege juli).

En, hoewel het bergaf soms niet leuk was, het bergop veelal pijn deed en de modder me aan het einde (soms letterlijk) de neus uit kwam, heb ik ook nog van deze fantastische meerdaagse kunnen genieten. De Ardennen blijven prachtig en de BeMC strak georganiseerd. Een meerdaagse die je als Nederlander eigenlijk niet kunt laten schieten.

Alleen in de strijd met de elementen. Als het goed gaat, kan het zo lekker zijn. Foto: Daniel Velsen