Mijn gedachten gaan een paar keer terug naar 2006. Het was een van de eerste keren dat ik meedeed aan de bikemarathon in Sundern-Hagen, toen nog ‘Superbike Sorpetal’ geheten. Het verhaal van die editie is denk ik wel bekend: de weersomstandigheden waren veel slechter dan menigeen vooraf had ingeschat. Lage temperaturen, regen en later natte sneeuw deden hun werk. Slechts een paar bikkels haalden de finish, een groot aantal deelnemers stopte voortijdig vanwege de kou.
Zelf besloot ik na 40 kilometer bij de skihelling van Wildewiese totaal verkleumd over asfalt naar de start af te dalen. Ik kwam daar aardig onderkoeld aan, kon niet in de camper en zat zeker een half uur vastgeplakt tegen de verwarming van het dorpshuis. Toen werd ik door een ingeschakelde EHBO’er onder de douche gezet en door de dames van de catering in een prachtig fleecepak gehesen. Ik had, en heb, het nog nooit zo koud gehad als toen.
De weersvoorspellingen zijn dit jaar opnieuw niet super (er wordt wat regen voorspeld). ‘Maar het zal zo’n vaart als toen toch niet lopen’, denk ik als ik me voorbereid op deze relatief snelle wedstrijd van net geen 100km en 2400hm.
Dat ik er daarbij volledig naast zit, dat heb ik dan uiteraard nog niet in de gaten.
Voor de start
Het miezert een beetje, maar echt donker ziet het er niet uit. Ik kies voor een standaard koersoutfit, met alleen een extra windjack en ben met het weer verder niet meer bezig. Mijn focus ligt volledig op de koers. In deze altijd zwaarbezette wedstrijd (1600 deelnemers) wil ik de vorm eens goed testen en kijken waar ik nu echt sta na de intensieve wintermaanden. Het is alles of niets vandaag. Niks geen reserve meer bij de start zoals Groesbeek of lossen uit groepjes terwijl dat eigenlijk niet nodig is zoals in Kellerwald. Zo lang mogelijk aanhaken, van daaruit de tactiek bepalen en dan maar zien waar het schip strandt is het devies.
Ik neem me voor om brutaal te zijn en ook met lef te dalen. In de lange neutralisatie hou ik op die manier goed stand op de tweede en derde rij. Her en der wordt er wat geduwd, maar ik maak me breed, duik zelf in elk gaatje en laat er niemand langs. Zonder al te gekke inspanning ga ik als ongeveer vijftiende het eerste onverharde pad op. Zodra het omhoog gaat blijf ik geconcentreerd. Op het eerste steile gedeelte vallen er wat gaatjes, waar ik in het wiel van teamgenoot Bart meteen inschiet. We zitten ongeveer bij de eerste tien als de eerste korte afdalingen beginnen. Daar zie ik dat het hele veld nog één lang lint is.
De koers begint
Dan gaat het wat langer omhoog. Door de drukte en chaos (teamgenoot Bart rijdt helaas lek) zit ik denk ik rond plek twintig. Vooraan gaat het tempo de lucht in. Er vallen opnieuw gaten en een paar klasbakken die ik als ijkpunten heb aangestipt moeten langzaam maar zeker lossen. Ik zit ook aardig aan mijn tax, maar kan er nog voorbij en haak zo aan. Hop, we zijn met een man of vijftien los en ik bengel aan het laatste wiel. Mijn vertrouwen neemt toe.
Het vlakt weer wat af en er komen weer wat coureurs terug. Zo gaat het een tijd lang door. Zodra het omhoog gaat, moeten er renners af. Elke keer weer wat meer, maar de meesten keren telkens weer terug. Hoewel ik vaak in het laatste wiel hang – ik ben toch nog wat te braaf en wat te voorzichtig bergaf – overleef ik elke schifting zonder te lossen uit de eerste groep van krap tien renners.
Ondertussen is teamgenoot Bart dankzij een mega-inspanning teruggekomen in de kopgroep én komt het met bakken uit de hemel. Ik realiseer me dat het een slijtageslag gaat worden maar ben met kou dan nog niet bezig. De koersmodus staat volledig aan, ik heb plezier in hoe het gaat en wat er allemaal gebeurt. Dat ik hier nu rij stemt me meer dan tevreden en misschien dat ik daardoor wat te gemakzuchtig word.
Het spel op de wagen
Op een klim waarvan ik weet dat-ie pittig is en dat er wel eens doorgetrokken kan worden begin ik daardoor weer achteraan de groep. Vooraan begint favoriet Sören Nissen aan zijn avontuur en het spel is volledig op de wagen. Ik zie van achteruit dat Bart probeert aan te haken, maar dat alleen Kreuchler (winnaar van vorig jaar) dat lukt. Er formeren zich kleine groepjes en zelf trap ik zonder op mijn wattagemeter te kijken zo hard mogelijk naar boven, zonder mezelf op te blazen.
Daarbij verbaas ik mezelf. Ik rij een stuk of vijf rappe Duitsers voorbij. Haal Bram Rood in. Ga voorbij Peter Hermann, een veelwinnaar in dit soort werk. Ik sluit aan bij een groepje met Kjell van den Boogert van het team van Brentjens en kijk dan maar eens voor me. Daar zie ik Nissen en Kreuchler wegrijden, en verder – niet zo heel ver voor ons – alleen Bart nog met twee man rijden. Dat betekent dat wij nu op plek zes, zeven, acht en negen liggen. Wat gaat dit voor een dag worden?
Heel veel tijd om erover na te denken is er niet. Even is er sprake van een status quo op de vals platte uitlopers, maar in een kort afdalingkje keert er weer een groepje aan de achterkant terug. Vlak voor in miste gehulde skihelling – waar ik dertien jaar geleden er totaal verkleum de brui aan gaf – rijden we zo met een man of acht. Totdat Hermann het mooi geweest vindt en versnelt. Een Duitser gaat in zijn wiel mee, verder maakt niemand aanstalten. Ik denk aan mijn vooraf bedachte koersplan, voel me nog goed en twijfel niet: ik versnel totdat ik aan zijn wiel zit. Dan kijk ik om, de mist in. Bam, we zijn met zijn drieën weg.
De doorkomst
Richting de doorkomst (met de lastige bergsprint daar vlak voor) rijden we zo flink door. Bij Hermann is de diesel aangeslagen en mijn andere vluchtmakker gaat voor een goede uitslag op de korte afstand. Hij wordt daar derde, ik duik in het wiel van Hermann (die reed me in Kellerwald nog op een half uur achterstand) de tweede ronde in. Het gaat om plek vier en vijf, hoor ik aan de kant. Oké, vijfde betekent hier in Sundern-Hagen een plek op het gigantische podium.
Nooit gedacht dat ik daartoe in staat zou zijn.
Het is nu wel tijd om een verstandige tactiek te bepalen en te bedenken hoe ik deze positie tot een goed einde ga brengen.
Een nieuw hoofdstuk
Eén keuze is snel gemaakt. Hoewel ik zijn tempo op de lastige klim het dorp uit misschien nét had kunnen volgen, laat ik Hermann rijden. Ik kies mijn eigen ritme en heb zo de tijd om na te denken. Ik neem me voor extra veel te eten om zo ook de kachel te laten branden. Koud heb ik het nog niet gehad, het is nu droog en qua temperatuur redelijk te doen. Dan moet het goedkomen. Ik kijk een paar keer goed achterom, zie niks rijden. Oké, dit gaat lukken, zeg ik tegen mezelf.
Maar, als ik even later Bart zie lopen met een nieuwe lekke band en zo naar de vierde plek klim, begint het volgende hoofdstuk van deze wedstrijd.
Het begint harder en harder te regenen. De twee lange afdalingen halverwege de ronde zijn één waterballet geworden. Ik was al nat, maar raak nu in korte tijd volledig doorweekt. Echt hard naar beneden kan ook niet meer, omdat ik door al de modder amper nog iets zie. Het is de fiets maar op goed geluk laten rollen door een water-waas. Ik blijf op de relatief korte stroken bergop pushen om maar warm te blijven, maar ik ontkom er niet aan. Mijn handen en voeten zijn nog redelijk oké, maar mijn lichaam wordt koud.
Erg koud.
Overleven
Op de klim waar een ronde eerder de slag viel, lukt het me nog één keer op een klein beetje op te warmen maar ik weet dat dan de ellende pas begint. De laatste 20 kilometer, met veel lang afdalen. Vlak voor Wildewiese pak ik van verzorger Joan nog een fris bidonnetje aan. Hij is zo slim geweest om er een extra Amacx-gelletje aan vast te plakken. Energie die ik goed kan gebruiken, want ik ben door de kou niet meer in staat om iets uit mijn achterzak te pakken.
Op een of andere manier blijven mijn benen voorlopig nog wel werken. Ik merk dat dat vooral een mentale kwestie is. Ik ben maar met een ding bezig: dat podium veilig stellen en deze keer de apocalyptische omstandigheden wél trotseren. Niks geen opgave, zoals in 2006. Het is allemaal makkelijker gezegd dan gedaan. Want ik wíl wel gewoon doorfietsen en mijn benen aan het werk zetten, mijn fysieke gesteldheid begint daar langzaam maar zeker anders over te denken.
Ik raak meer en meer de controle kwijt over mijn lichaam. Ik begin regelmatig ongecontroleerd te rillen. Ook komt de kramp op de meest vreemde plekken opzetten, maar daar trap ik maar gewoon lomp doorheen. Op een of andere manier is de pijn ook fijn, want afleiding van de kou. Ik weet ook: toegeven aan deze erbarmelijk geworden situatie is funest. En fuck hé, alhoewel ik inmiddels ben ingehaald door Bram Rood (van volgen was geen sprake): ik lig nog steeds vijfde in deze koers.
Mijn lichaam bevindt zich in een vreemde fysieke en mentale spreidstand tussen doffe ellende en pure euforie.
Ondertussen komt de finish gelukkig dichterbij. Ik hoef alleen nog ‘maar’ de Bergsprint te overwinnen. Het trappen gaat daar op de automatische piloot, ik ben ook steeds minder in staat om logisch na te denken. Ik zit in overlevingsmodus die ik nog niet eerder op de fiets heb meegemaakt. Met mijn vijfde plek ben ik niet meer bezig. Met mijn overgebleven hersencapaciteit probeer ik het koude gevoel zoveel mogelijk uit te schakelen en het rillen te beperken.
De laatste paar kilometer gaan grotendeels bergaf, maar ik kom nog amper vooruit. Eindelijk is de finish daar. Als ik over de streep rij, kan ik niets anders dan me maar gewoon overgeven aan de situatie.
Na de finish
Gelukkig staan verzorger Joan en zijn zoon Sander klaar om me op te vangen. Het duurt even voordat ik weer boven water ben. In de hal, onder een heater kan ik in eerste instantie weinig anders dan trillen. Ik kan daar op een of andere manier ook om de hele situatie lachen. Omdat ik blij ben dat ik heb doorgezet, omdat ik blij ben met het resultaat en omdat ik weet dat de kou bijna over is. Dankzij een reddingsdeken, een goed gesuikerde kop thee van een lieve Duitse (onbekende) dame, een door haar gehaald finisher T-shirt en de jas van Sander kom ik voldoende bij mijn positieven om met de door Joan gehaalde auto richting de door Bart voorverwarmde camper te gaan en me daar om te kleden. Oef.
Met volledig droge kleren en twee jassen sta ik een tijdje later op het podium. Vanwege het slechte weer niet op het gigantische podium buiten, maar wel met mannen als Nissen, Hermann en Rood. De kou is dan al lang vergeten. Helemaal als ik later ook nog de leiderstrui krijg in de Sebamed MTB Series (al betekent dat nu nog niet zoveel).
Ik heb er hard wat voor moeten doorstaan, maar ik heb de bevestiging gekregen waar ik naar op zoek was. Ondanks de bizarre tweede ronde waren mijn waardes een stuk beter dan Kellerwald (317np) en dat was voldoende om in zo’n drukbezette én chaotische koers lang voorin mee te kunnen. Een goede moraalboost op weg richting Romagna, Transalp en WK!
Resumé
Uiteindelijk rijd ik een tijd van 4.06u. Ik verlies in de laatste 15 kilometer nog vier minuten op Bram Rood. Hermann rijdt na de doorkomst zelfs nog een kwartier bij me weg en wordt tweede. Zelf hou ik nog krap twee minuten over op nummer zes, de oude krijger Stefan Danowski. Ik geef achttien minuten toe op winnaar Sören Nissen. Cijfers waar ik gezien de omstandigheden allemaal weinig mee kan, bij iedereen zal de kou op duizend verschillende manieren invloed hebben gehad op het presteren.
Dat blijkt ook wel uit het grote aantal opgaves, het hoge cijfer finishers op de 55km en het lage aantal op de 100km. Toch geeft deze rit me veel houvast voor de komende tijd. Omdat ik er vanaf het begin aan goed bijzat, omdat ik op het moment suprème in koers lang meekon en zonder mezelf op te hebben geblazen als nummer vijf de tweede ronde in ging. En dat is toch wel een lekkere boost in het pittige trainingsregime.