Hel van Groesbeek: luisteren naar moeders, Sir Bart en vooral de benen

Met dank aan mijn toegenomen conditie zit ik de laatste seizoenen steeds vaker in het wiel van een hardrijder als Rob van der Werf. Nu krijg ik daar altijd wel moraal van, toch is vlak achter Rob fietsen niet altijd een goed plan. Tijdens het modderige NK van 2017 ging hij twee keer pal voor mijn neus onderuit, hetzelfde deed hij vorig jaar tijdens de Hel van Groesbeek. Ook tijdens deze editie van de mooiste marathon van Nederland, afgelopen zondag, blijkt het volgen van Rob niet altijd verstandig.

We rijden, als vaker dus, al een tijdje in hetzelfde groepje en op een van de eerste beklimmingen van de tweede ronde geeft Rob eens flink gas. Ik kies er voor om er niet meteen achteraan te gaan. Maar goed ook, want in al zijn enthousiasme neemt Rob een afslag te vroeg naar rechts. Zijn aanval sterft in schoonheid, ik zit met de rest van de groep meteen weer in zijn wiel.

Hoeveel ik er hierboven ook mijn best voor doe het smeuïg op te schrijven, het is een niet heel spectaculaire gebeurtenis. Het is echter wel zo’n beetje het spannendste dat ik tijdens mijn ‘thuismarathon’ (100km/2000hm over drie ronden) meemaak. Dat heeft niks te maken met het parcours (als altijd puur genieten), maar vooral met mijn benen en daaraan gekoppelde behoudende koerstactiek.

Ik vroeg de dag ervoor aan mijn Instagram-volgers over hoe ik mijn seizoensopener het beste kan aanpakken. De optie ‘Er blind invliegen’ haalt het met grote meerderheid boven ‘Met verstand koersen’. Onder meer mijn moeder (ook op volwassen leeftijd altijd naar blijven luisteren) en Bart Brentjens (wie heeft er meer verstand van dan hij) adviseren echter een behoudende race en daar ben ik het zelf ook wel mee eens. Ik voel namelijk de hele week al dat mijn intensieve (en hopelijk zeer waardevolle)  trainingskamp met teamgenoot Bart (check Strava) nog lang niet uit mijn benen is.

Toch vlieg ik er met de start blind in. Vanaf de eerste rij (dank aan mijn punten in de UCI-marathonseries) vlieg ik volle bak over de traditionele crossbaan. Het lijkt wel een eliminator-race zoals ze vooraan van start gaan. Dat ik bij het indraaien van het bos alleen Robbert de Nijs, Jasper Ockeloen, Thom Bonder en Tim Smeenge voor me zie rijden is daarom goed voor mijn zelfvertrouwen, maar niet voor mijn hartslag, ademhaling en zuurgraad in mijn benen. Het duurt ongeveer drie beklimmingen voordat ik de alarmbellen van mijn lichaam niet meer kan negeren, ik noodgedwongen iets terugschakel en het daardoor toegenomen bloed in mijn hersenen gebruik om een wijselijk besluit te nemen: ik ga luisteren naar moeders en Sir Bart en vandaag niet te gek doen.

Meteen ingeklikt, het juiste verzet, een prima lijn in de eerste meters. Deze foto is het begin van een aantal hectische minuten op de motorcrossbaan van Groesbeek waarin mijn focus switcht tussen het wiel houden van de vier toppers voor me (lukt aardig) en de gedachte dat ik 700 andere opgepompte mountainbikers in mijn nek heb hijgen. Foto: Erik van den Boogert

Zo komt het dat ik na ongeveer 15 kilometer in een groep van ruim tien concurrenten kom te rijden, ongeveer voor plek twintig in koers. Achter wappert er wat af en sluit er wat aan, vooraan laat ik onder meer mannen als Erwin Bakker, Mathias Cloostermans en in tweede instantie ook Rob wegrijden. Ik focus me zoveel mogelijk op mijn eigen tempo. Zit zo nu en dan in het wiel, rij dan een flinke tijd op kop en kom in de afdalingen (en dat was wel eens anders) eigenlijk niet in de problemen.

Wat me wel opbreekt is mijn explosiviteit. De klimmetjes vanaf beneden af volle bak opjoekelen zoals mijn concurrenten aan het doen zijn laten mijn benen niet toe. Gelukkig werkt een constant tempo van beneden tot boven ook. Dat ik gaatjes bovenop telkens makkelijk dicht rijd is niet goed voor de energievoorraad, het is gelukkig wel een teken dat het met de basisconditie wel goed zit.

Het lijkt hier alsof ik alleen rijd, maar dat is niet het geval. Hoog tempo, veel los zand: beter hou je dan wat afstand met je voorganger. Vind ik dan. Foto: Daniël Velsen


Uiteindelijk gebeurt er dus weinig meer dan dat het steeds verder uitdunt. Zo rij ik de hele derde ronde samen met een renner van De IJsselstreek, die de hele ochtend al hetzelfde tempo rijdt als ik. We spreken af samen te werken. Ondanks wat lichte krampaanvallen kan ik er zo zelfs tot het einde van genieten, ook omdat ik op veel plaatsen word aangemoedigd (wat altijd goed doet). Als mijn vluchtmakker op de laatste klim nog eens goed doortrekt laat ik het lopen.

Ik besluit mijn koerstactiek tot het einde vol te houden en word daardoor achttiende in een tijd van 4.19u. Ik trap een vergelijkbaar gemiddeld wattage (rond de 240 watt) maar flink wat meer normalized power dan vorig jaar (306 om 286) en dat zonder mezelf helemaal uit te wringen. En dat laatste is met het oog op een lang en zwaar seizoen met onder meer de BeMC, Rally di Romagna, de Bike Transalp en natuurlijk het WK in september het belangrijkste.

Zondag in de Kellerwald Bikemarathon (volgende Instagram-poll: 80 of 120km?) ben ik hopelijk weer wat verder uitgerust.  Daarna pas volgen met Sundern-Hagen en de BeMC de eerste koersen waar ik écht graag een goed resultaat neerzet.

In hoeverre ik er dan wel blind zal invliegen, zien we dan wel weer.

Mijn WK-jaar wordt ook wel een jaar van details. Zo ben ik na ons kampeer-trainingskamp in Italië en Zwitserland (13 trainingen, 53 uur) geswitcht van lenzen in mijn bril. Ik reed met Prizm Road glazen, maar kwam er achter dat Prizm Trail glazen dus veel fijner zijn in het bos. Ze heten natuurlijk ook niet voor niks zo… Foto: Daniël Velsen.


Related posts

De Nijs stelt met knappe zege kandidatuur voor NK

by Juul van Loon
6 jaar ago

Nederlanders succesvol in Zillertal Bike Challenge

by Juul van Loon
7 jaar ago

Ockeloen ‘niet bewust’ van fout, Minnaard laat oordeel aan KNWU

by Juul van Loon
7 jaar ago
Mobiele versie afsluiten