Het was een zaterdagavond ergens in september 1998, ik was 15 jaar en bezig om – zoals een puber van die leeftijd kan – grondig bij mijn vader aan zijn kop te zeuren. Ik wilde graag de volgende ochtend met hem richting Zuid-Limburg. Daar zou die dag namelijk het WK wielrennen worden verreden. Mijn drammerige gedrag had gelukkig effect, met behulp van het juiste zetje van mijn moeder (‘ah toe toch’) ging mijn (zich niet in sport geïnteresseerde) vader akkoord.
De volgende ochtend stonden we om een uurtje of elf in Bemelen vlak voor de voet van de Bemelerberg. Niet op de klim – daar moest entree voor betaald worden – maar wel op een prima plek bij een verhoogd terras van een cafeetje. Ik genoot van de voorbijrazende toppers. Samen met het radiootje in mijn jaszak en de televisie binnen in de kroeg kon ik perfect volgen wat er allemaal gebeurde aan de andere kant van het parcours. Vanwege een lekke band van mijn favoriet Michael Boogerd eindigde de dag ietwat in mineur, maar hé: dat mocht de pret niet drukken want ik had verder een topdag gehad.
Het is bijna op de kop af twintig jaar later als ik bij precies hetzelfde café naar binnenstap. Ik heb zojuist op moeten geven in de Bart Brentjens Challenge, nadat ik mijn lekke achterband niet gefikst kreeg. Na een korte wandeling is de kroeg van waar ik in 1998 het WK volgde de eerst mogelijke redding voor een lift terug naar de finish. Hoewel ik vol modder in de deuropening sta, zijn ze erg vriendelijk en mag ik een telefoon gebruiken. Een kwartiertje later rijden mijn vader en moeder met de auto voor. Opnieuw neem ik in mineur afscheid van Bemelen, maar ook deze lekke band mag eigenlijk de pret niet drukken. Ik heb namelijk opnieuw een topdag gehad.
De Bart Brentjens Challenge van dit jaar was een bevestiging dat de stap richting de vaderlandse top niet zo heel groot meer is. Ik zat in het wiel van mannen van naam en belangrijker, ook andersom. Samen met mijn WK-kwalificatie van drie weken terug levert dat nóg meer moraal op om deze winter aan die extra procentjes winst die ik nog te kort kom te gaan werken.
Pieken
De BBC – ik vind het simpelweg een geweldige race – stond in het wedstrijdschema ingetekend als een mooi toetje. Hoewel dit jaar geen NK, maakte ik er wel een piekmoment van; ook omdat dat zo aan het einde van seizoen relatief makkelijk is. In de aanloop heb ik moeite om me aan mijn eigen strenge eet- en trainingsregime te houden, maar toch heb ik het gevoel dat ik in meer dan goede vorm aan de start sta. Omdat het deelnemersveld minder groot en sterk is dan tijdens de NK’s van afgelopen jaar en omdat er dus niet zoveel op het spel staat, mag ik van mezelf iets meer risico nemen.
Zo gezegd, zo gedaan. Als we het de asfalt-aanloop achter ons laten en het beruchte weiland opdraaien, zet ik aan de linkerkant de gaskraan open en voordat ik het weet ben ik op weg naar de koppositie. Alleen omdat aan de rechterkant een KMC-treintje op komt zetten én ik flink wat commentaar krijg van mijn long- en hartspier zet ik niet hélemaal door. Toch kom ik ruim binnen de top tien boven. Door de chaos lukt het me niet helemaal die positie vast te houden richting de eerste echte klim, ongeveer een kilometer verder. Toch kan ik daar nog wat opschuiven en zonder al te veel problemen aanhaken in het eerste, nog zeer omvangrijke peloton.
Mannen van naam
De indicatie dat ik er nog wat beter voorsta dan vorig jaar krijg ik op weg naar en op het volgende poekeltje. Op de vlakke aanloop staat de wind vol van de zijkant. Achterin in het peloton hangt iedereen met hangen en wurgen op het kantje. Maar waar gaten vallen voor me, kan ik die dichten en blijven aanhaken. Bergop merk ik voor het eerst dat ik inmiddels in goede positie rij. Ik zit vlak bij mannen als Marc de Maar en Bram Tankink, wat gasten van Roompot, Giant en ga zo maar door.
Tankink rijdt zijn afscheidswedstrijd en is misschien daardoor wat zenuwachtig. Op de vals platte, modderige uitloper zit ik in zijn wiel maar omdat zijn achterrem wat geluid begint te maken – niet zo verwonderlijk met zoveel zand en water – schroeft hij zijn tempo terug. Ik besluit niet te wachten en haal ‘m in en kijk dan voor het eerst achterom. Behalve dat Tankink zich door mij heeft terug laten rijden naar de eerste groep, zie ik ook een groot gat achter ons. Gaaf: ik heb de eerste slag overleefd en zit in het eerste peloton van een man of vijftien.
Op weg naar een van de langere beklimmingen van vandaag wordt de groep door de mannen voorin (ik zie vooral David Nordemann flink snokken op kop) op een lint getrokken. Er vallen wat gaten en er vormen zich kleine groepjes. Aan het begin van een kort afdalingkje moet Tankink een paar keer uitpuffen en hij laat opnieuw een paar meter lopen. Aangezien dit de fase is waarin elke milliseconde telt ben ik nu degene die zenuwachtig wordt. Vergezeld met een ‘hop-hop’-aansporing duw ik met de rechterkant van mijn stuur bijna in de rug van de prof van Lotto.nl-Jumbo. Die maakt in korte bewoordingen duidelijk dat ik me geen zorgen hoef te maken, trekt vol aan en neemt me in zijn slipstream mee terug naar de groep.
Op kop
Zo beginnen we met Gerben Mos, Bram Rood, Marc de Maar en Tankink aan de beklimming. Hoewel ik tussen dit soort klasbakken niet degene ben die het tempo moet bepalen en ik me daarom rustig achterin nestel, gaat het me allemaal niet snel genoeg. Kort voor me zie ik onder meer Moreno Hofland (in zijn gesoigneerde snelpak van Lotto-Soudal) rijden en zo verliezen we de aansluiting met zijn groepje. Ik rij mijn vluchtgenoten voorbij en zet mezelf op kop met het tempo dat voor mij op dat moment op het randje is.
Hoewel dat pijn doet aan de benen, voelt het ontzettend lekker. Achter me kan ik horen dat de een viertal toppers moeite heeft met volgen, Tankink en De Maar moeten zelfs een klein gaatje laten. Eenmaal boven vertikt Rood om over te nemen, ook zij zitten blijkbaar aan hun tax. Tankinks diesel is echter aangeslagen en hij trekt richting de afdaling de boel weer op gang. Eenmaal de eerste verzorging voorbij heeft hij inmiddels de aansluiting met Hofland cs gevonden, De Maar, Rood, Mos en ik nog net niet.
Paniek
“Kom op Juul, nu moeten we mee en dan komen we weer bij de koplopers”, hoor ik van achter me roepen. Het is de altijd rustige De Maar die lichtelijk in paniek is geraakt en het tempo vanuit laatste positie opschroeft. Naja, als iemand van zijn kaliber vraagt zijn wiel te pakken, wie ben ik om dan te weigeren?
Ik moet weer flink wat van mijn registers aanspreken, maar het heeft effect. Op het wortelpad joekelen we flink door, op het steile asfaltklimmetje en de afdaling daarna sluiten we weer aan bij de eerste groep. Lang duurt dat niet, want het volgende obstakel is een lastige, steile rakker waar we met een man of acht boven komen. Vooraan heeft een kopgroep zich opnieuw losgemaakt.
Op de lange klim vanuit Noorbeek krijgen we een camera van L1 in onze nek en het is misschien daarom dat Tankink, Hofland cs vooraan het tempo flink opschroeven. Richting de top wordt me dat te gortig. Ik heb Rood nog in mijn wiel, maar het duurt een tijdje voordat hij mijn alarmsignalen door heeft en overneemt. In korte tijd trekt hij ons op gang en op de top zitten we er weer bij. We sluiten dan ook weer aan bij een klein groepje met mijn teamgenoot Bart.
Ik zie op mijn powermeter (NP boven de 360) dat ik flink wat energie aan het leveren ben en weet dat ik dit niet eindeloos lang vol kan houden. Het feit dat ik op de steile beklimmingen aardig stand kan houden geeft me echter vertrouwen. De eerstvolgende blijf ik ook zonder al te veel problemen aan de staart van de groep hangen. Daarna is het echter ineens uit met de pret. Op het steile beklimmingkje richting De Plank blokkeer ik en moet ik een meter of tien laten. Dat krijg ik op het vlakke stuk daarna niet meer dicht. Na de rivieroversteek zie ik ze definitief uit het zicht verdwijnen.
Probleem
Nu kan ik hier een heel lang verhaal houden over wat daarna nog allemaal gebeurt, maar het laat zich simpel samenvatten: ik heb een probleem. Door mijn voortvarende start zijn de gaten achter me gigantisch. Ik rij solo op een strak tempo door, maar weet dat ik veel tijd ga verliezen en dat het geen zin heeft om volle bak door te gaan. Op d’n duur kan ik zo’n drie minuten terug kijken en pas daar zie ik de eerste achtervolgers. Het duurt tot in Gulpen (na ongeveer 50km) dat ik word bijgehaald door een jonge Duitser, mijn clubgenoot Teus Ruijter en Roompot-prof Sjoerd van Ginneken. In het wiel van die laatste ligt het tempo op het plateau van Margraten (soms bizar) hoog. Samen met hem en met Teus naderen we de finale, maar daar gaat het mis.
Ik sta al meerdere keren op knappen, maar kan er telkens wel bij blijven als op een klein klimmetje ineens een gaatje moet laten. Bovenop voel ik wat daar mede de oorzaak van is: mijn achterband staat slap. Ondanks drie patronen en het steken van een binnenband lukt het me die niet om te repareren. M’n race, en mijn seizoen is over. Gelukkig is het niet ver lopen naar het centrum van Bemelen.
In die korte wandeling kan ik dit pechgeval al meteen relativeren: het heeft me ook een bijzonder zware finale bespaard en dat vind ik op een of andere manier niet erg. Het is een teken dat het tijd is voor rust, terug te kijken en te genieten van een heerlijk seizoen en dan de blik te richten op 2019!