Het knikje dat ik als fanatiek atheïst voor de zekerheid toch maar gaf richting het Mariabeeld bij onze parkeerplaats. De halve minuut die ik in mei 2016 tijdens de UCI Marathonseries in het Portugese Meda zonder dat ik het wist tekort kwam op plek twintig. De bizarre laatste kilometer waarin het me deze keer semi-onbewust wél lukte om dat ene plekje op te schuiven. Of de bijna duizend trainingen die ik sinds de start van mijn zelfverzonnen ‘Project Elite’ uitvoerde om dat ultieme doel te kunnen bereiken.

De afgelopen dagen zijn er in mijn gedachten veel mogelijkheden om dit verhaal te beginnen de revue gepasseerd. Toch kwamen er telkens een paar dingen bovendrijven: de blijdschap, opluchting en toch ook wel trots die zich afgelopen zondag, een half uur na de finish van de Etna Marathon op Sicilië, van me meester maakte. Ik werd twintigste in een manche van de UCI-Marathonseries en op wat voor manier. Précies genoeg om te voldoen aan de eis voor kwalificatie voor het WK Marathon van 2019. Als alles meezit start ik volgend jaar september op een officieel wereldkampioenschap van de UCI. In een oranje shirtje, als onderdeel van de Nederlandse selectie. Wie had dat ooit gedacht?

Het is een droom die uitkomt, een van de doelen die ik hing aan het project dat ik in de winter van 2015 bedacht. Een doel dat onbereikbaar leek te zijn en ik daarom eigenlijk al had geparkeerd. Vorig jaar september stelde ik na weer een mislukte poging om mezelf te kwalificeren vast dat het plan om als ‘voormalig recreatieveling’ een officieel WK te halen mezelf alleen maar frustratie opleverde. Ik werd 32e in de O-Tour in Zwitserland, zat bijna twintig minuten af van de twintigste plek en wist: met deze conditie ben ik in dit soort zware en drukbezette koersen te afhankelijk van andere zaken – en vooral heel veel geluk – om mijn doel te laten slagen. Dat was me het vele reizen niet waard. Nee, geen pure kwalificatie-tripjes meer naar Zweden, Roemenië, Portugal of Tsjechië.

Gek plan
En dus focuste ik me voor 2018 op andere zaken. Zoveel mogelijk meerdaagse wedstrijden met teamgenoot Bart, scoren in de kleinere races in Duitsland. Dat ik erop af stevende om dit seizoen af te sluiten zonder ook maar een start in een UCI Marathonseries maakte me niet uit. De voldoening van de progressie die ik in de andere races liet zien was groot. Toch begon het weer te kriebelen toen ik een week of drie geleden een berichtje kreeg van Bart. Ik was bezig om in de plaatselijke Lidl alle ongezonde lekkernijen zorgvuldig te ontwijken toen mijn telefoon trilde. ,,Ik heb een gek plan waar jij denk ik wel gecharmeerd van bent”, stond er op het scherm.

Dat gekke plan behelsde een reis naar Sicilië en wel op korte termijn: over iets meer dan drie weken zou de Etna Marathon zijn, onderdeel van de UCI Marathonseries. Mijn teamgenoot wilde via een goedkope vlucht meteen na het WK in het Italiaanse Auronzo doorreizen. Omdat hij het eiland graag een keer wilde bezoeken, en – voor iemand van zijn kaliber is dat een stuk makkelijker – zich meteen weer te kwalificeren voor mondiale titelstrijd van 2019 (de nieuwe cyclus start meteen na afloop van het WK).

Hij wilde graag dat ik meeging. Apart heen, samen naar huis. ,,Om het seizoen samen goed af te sluiten en omdat ik denk dat jij daar ook bij de beste twintig kunt rijden,” zei hij. Ik moest er even over nadenken maar in een paar dagen zetten we alles op een rijtje. Conclusie: werktechnisch was het mogelijk, prijstechnisch (vlucht in de aanbieding, goedkope airbnb, gratis start) was het ook verantwoord. Ik nam me wel een andere insteek van de reis voor. Dit was vooral nog een mooie trip naar een prachtig eiland, een mogelijkheid om in goede vorm weer een keer een UCI Marathonseries te rijden. Kwalificatie mag ik van mezelf slechts zien als een bijkomstigheid. Frustratie over een mislukte poging? Verboden!

De Siciliaanse villa waar we een aantal nachten verbleven. Dit huis had het geluk flink te zijn opgeknapt, het was een perfecte (en goedkope) accomodatie. Voor veel andere huizen is het op het Italiaanse eiland een stuk slechter afgelopen: nog nooit zo’n grote hoeveelheid verlaten en vervallen villa’s gezien.

De race
Eenmaal op Sicilië blijft die kwalificatie toch veel door mijn hoofd spoken. Met twee waardevolle verkenningen (ondanks slecht weer) leven we serieus naar de koers toe en ik denk dat ik wel uit de voeten kan op het parcours. De race gaat over 79 kilometer en 2900 hoogtemeters. De eerste 32 kilometer zijn het zwaarst met veel klimwerk, de singletrails zijn lastig maar te doen.

Als ik me aan het warmrijden ben voor de start schat mijn kansen echter niet al te groot in. Flink wat topteams staan op de volgelopen startlijst en ik zie daarnaast alleen maar gesoigneerde, rap ogende Italiaantjes in goed gesponsorde shirtjes. Ik zie me in dit startveld van 300 coureurs niet 1-2-3 bij de beste twintig rijden. Tussen namen als Petter Pruus, Fransesco Casagrande, Diego Arias en onze persoonlijke held Johnny Cattaneo zou een top veertig (en dus wat punten voor de Marathon Series) al mooi zijn.

Bart houdt me echter scherp en benadrukt nog maar eens de starttactiek die volgens hem nodig is om deze race te doen slagen. Het eerste stuk omhoog in het peloton blijven, op de eerste steile passage van krap een kilometer overleven en dan in het zog van de kopgroep naar de voet van de eerste lange beklimming. Ik besluit me daar aan vast te houden. Op de eerste steile strook geef ik alles. Verrassend genoeg kan ik daarmee opschuiven in het lange lint van bikers. Ik trap twee minuten ruim boven de 450 watt en mijn hartslag tikt een gevaarlijke 187 aan, maar ik kom in de tweede groep boven en achter me breekt het. Het gat met de eerste groep is klein en zo gedicht door de mannen bij wie ik in het wiel zit. Oef, dit is wel lekker: de eerste missie geslaagd. Mijn zelfvertrouwen groeit, want ik tel ongeveer 25 man bij elkaar. Ook Bart zit erbij.

“Het kán vandaag, Van Loon”, zeg ik tegen mezelf, vlak voordat het echt lang omhoog gaat.

Onoverzichtelijk
Dat vertrouwen brokkelt snel weer af. Van de kopgroep moet ik de meesten al snel laten rijden als we soort kasseienpad omhoog buffelen, ook van achteruit halen wat mannen me weer in. Opvallend genoeg haal ik op mijn beurt Bart in, die aan het zwoegen is. Ik kom in een klein groepje te rijden, met de Italiaan Gianfranco (lees ik op zijn rugnummer). Ik merk dat ik moet herstellen van de snelle start en heb niet het gevoel dat ik mezelf van hieruit nog op kan werken naar een plek bij de top twintig. Ik blijf echter zoveel mogelijk uit mijn lijf persen op de afwisselende stroken bergop en krijg een boost als ik met Gianfranco de eerste technische post in rij. Hij blijkt de lokale favoriet te zijn en de ongeveer honderd supporters maken een oorverdovend lawaai. Oja, dat maakt dit soort wedstrijden extra gaaf.

Het duurt niet lang voordat Bart vanuit de achtergrond als herboren terugkeert en hij is het zetje dat ik nodig heb om weer in de juiste koersmodus te komen. We rijden op een grotendeels vals platte klim en in het wiel van mijn teamgenoot gaat het tempo de lucht in. We pikken enkele concurrenten voor ons op, slechts een paar coureurs kunnen ons volgen. Binnen niet al te lange termijn komen we aan bij vlak een technisch stuk door een lavaveld dat we hebben verkend en daar moet ik het wiel van mijn ontketende teamgenoot loslaten. Dat ik zelf ook niet stilsta, bewijst het feit dat maar één gast mij kan volgen en ik ook nog een andere coureur inhaal. Niet lang daarna volgt een volgende, die met pech langs de kant staat.

Voor wie dit verhaal leest is het al onduidelijk, laat staat als je in koers zit. Ergo: ik heb geen idee meer op welke positie ik rij. Ik weet wel dat het met de conditie goed zit en ik rij de coureur die in mijn wiel zit los op weg naar de hoogste top van de dag, op 1800 meter en 33 kilometer met een prachtig uitzicht op de altijd rokende krater van de Etna.

In het wiel van ene Gianfranco door de eerste verzorging. Honderd, oké enkele tientallen supporters zorgden voor flink wat lawaai. Gianfranco zelf werd er denk ik iets te overmoedig van, want hij finishte uiteindelijk een kwartier achter me. Foto: Antonello Naddeo

Competitief
Daar hebben Bart en ik een bidon klaargelegd in de struiken. Die pak ik binnen enkele seconden en als ik aan de afdaling begin – de lastigste van de dag – zie ik een groepje van een man of vier een halve minuut voor me rijden. M’n hartslag gaat een paar slagen omhoog, omdat alles er steeds beter uit begint te zien. Mijn vertrouwen is weer helemaal terug en ik praat nogmaals hardop.

,,Als het een keer moet gebeuren, is het vandaag”, motiveer ik mezelf. Ik neem me op dat moment ook voor dat mocht het vandaag niet lukken, ik hoe dan ook weer vaker aan UCI Marathonseries mee ga doen. Meer dan ooit heb ik het gevoel competitief te zijn in dit soort koersen.

Nieuwe tactiek
Snel gaat mijn focus terug naar de wedstrijd. In de lompe afdaling van meer dan tien minuten heb ik het zwaar. Het is bij vlagen steil, met lastige bochten, veel wortels en rotsen. De regen van de dagen ervoor heeft gelukkig weinig effect gehad, maar toch is 100 procent concentratie vereist. Mountainbiken in optima forma en ik kan er zowaar van genieten. Ik doe alles wat in mijn technisch (beperkte) mars ligt om het tempo zo hoog mogelijk te houden. Mijn Specialized S-Works fully compenseert een heleboel en ik realiseer me dat ik zonder deze fiets hier weinig te zoeken had gehad. Ondertussen probeer ik ook nog een tactisch plan voor het tweede deel van de koers vast te stellen. Dat is niet zo ingewikkeld: met enige vorm van risicobeperking (zowel conditioneel als technisch) om in ieder geval niet uit of stil te vallen zo hard mogelijk naar de finish.

Hoewel ik dacht aardig naar beneden te gaan heeft de concurrent die ik voor de hoogste top had gelost me weer bijgehaald, op mijn beurt heb ik ook weer twee coureurs met pech ingehaald. Om het nog onoverzichtelijker te maken is Europees kampioen Alexey Medvedev me met een rotvaart gepasseerd (ook hij had blijkbaar pech). Omdat ik achter me nog iemand zie naderen, nestel ik me op kop met de Italiaan in mijn wiel op de volgende lange beklimming op de flanken van de Etna. Voor ons zien we nog een concurrent in het oranje rijden, rechts van ons is een bizar mooi uitzicht richting de binnenlanden van Sicilië.

Op de laatste steile kilometer krijg ik nog eens de bevestiging dat mijn focus op een laag gewicht zich uitbetaalt (de laatste weken zakte ik structureel onder de 70 kilo). Ik rij solo naar de oranje renner toe en haal hem in. Langzaam maar zeker durf ik te denken dat ik de top twintig ben binnengedrongen.

Dat ik juist op dat moment voor het eerst in koers ook écht op plek twintig lig, dat weet ik niet.

Het begin van de tweede deel van de koers. Focus! Foto: Antonello Naddeo

Welke positie?
De komende tien kilometer is het stuivertje wisselen met mijn twee concurrenten Zij dalen harder, vooral in de vele bochten met los grind moet ik telkens een gaatje laten. Op de oplopende stroken ben ik sterker maar de marge die ik daarmee pak ik is telkens niet voldoende om bij ze weg te rijden. Met zijn drieën passeren we een concurrent die zich overduidelijk heeft opgeblazen. Ik lig dus soms even op plek 19, maar – nogmaals – dat weet ik zelf niet. Inmiddels begin ik wel behoefte krijgen aan een positie-indicatie en bij de volgende plek besluit ik een poging te wagen. Ik vraag aan meerdere mensen langs de kant hoeveelste ik lig, maar op dit eiland spreken ze amper andere talen dan Italiaans. Het enige antwoord dat ik krijg in gebrekkig Engels is 57.

57. 57? Wat is dat voor een getal?

Ik raak een beetje van slag. Hoe zit dit nu, wat heb ik gemist? Omdat mijn twee concurrenten na een afdaling uit het zicht zijn verdwenen en een tweede adem lijken te hebben gevonden dreig ik mijn moraal te verliezen. Ik lig beter dan 57e toch? Maar als ik in de top 20 had gelegen had hij dat wel aangegeven. Twijfel, twijfel! Deelnemers van de korte afstand komen ook nog eens bij ons op het parcours en dat zal de overzichtelijkheid niet verbeteren. Ik moet de knop voor mezelf echt omzetten, neem een gelletje en begin mezelf weer te pushen. Hoewel de benen meer en meer pijn gaan doen, zit het tempo er voor mijn gevoel nog lekker in.

Het tekstbericht dat ik na 62 kilometer op mijn Sigma Rox 12.0 heb ingesteld om mezelf op te peppen voor het laatste stuk (GASEROP!) geeft me een volgend zetje in de goede richting.

Ook om een beetje een indruk te krijgen van het parcours: Europees kampioen Medvedev in actie.

Focus!
De focus is terug. Deze positie MOET ik van mezelf behouden en of dat dan voldoende is voor kwalificatie maakt me niet zoveel uit. Meer dan dit zit er simpelweg niet in; op de lastige afdaling die er aankomt ga ik meer tijd verliezen op de twee gasten voor me.

Met nog iets meer dan vijf kilometer te gaan zit er nog een steile poekel in het parcours en ik heb iets in de tank bewaard om die volle bak op te vlammen om in ieder geval mijn positie veilig te stellen. Aan de voet, deze passage is alleen voor de lange afstand, zit een Italiaanse verzorger en omdat hij een goed overzicht moet hebben besluit ik nog een poging te wagen om te achterhalen op welke positie ik lig.

5 is het onverklaarbare antwoord dat ik krijg.

Ofja, onverklaarbaar. Hij geeft me het aantal kilometer dat ik nog moet fietsen, realiseer ik me. En fuck, die 57 van de vorige Italiaans was precies op kilometer 57. Dat had dus niks met mijn positie te maken! Dat de kans dat ik dichtbij plek twintig lig reëler is dan ik dacht geeft me nog dat extra moraal om door te knallen op deze klim. Om te zorgen dat niemand achter me terugkeert en wie weet zitten er nog wat dode vogeltjes voor me. Hoewel de klim een akelig ding is en mijn benen ontploffen lukt dat aardig.

Deze foto is geschoten op vrijwel dezelfde plek als de foto hier twee boven, maar heel veel meer fotografen stonden er niet langs het parcours. Daarom: dank aan Antonello Naddeo

Bizarre finale
Het is echter verdacht stil op dit stuk van het parcours en pas diep in de afdaling komen de coureurs van de andere afstanden er weer bij. Ik vlieg ze zo veilig mogelijk voorbij. Dan zie ik opeens een Scott-shirtje voor me van iemand die lijkt alsof hij van de marathon is. Is dat die gast die zich had opgeblazen en is die nu via een kortere route naar de finish aan het rijden? Op een klein stukje vlak loop ik op hem in en dan zie ik dat niet hij het is, maar z’n jongere teamgenoot.

Dat is dus nog een positie die ik kan winnen!

Mijn gedachten gaan terug naar Meda 2016. Toen dacht ik dat ik buiten de top dertig lag en besloot ik in de laatste kilometer het gat op een biker voor me niet meer dicht te rijden. Stom, want in alle regen en chaos waren meer dan twintig coureurs voor me uitgestapt en lag ik 21e. Het zal toch niet dat ik nu opnieuw.. ik laat de gedachte niet toe: ik moet er hoe dan ook voorbij!

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan want het is alleen nog maar over asfalt naar beneden en het gat is nog zo’n vijftig meter. Ik heb het geluk dat de moraal bij mijn opponent niet superhoog is. Ik leg ‘m op m’n zwaarste verzet, zet vol aan, druk m’n neus op het stuur en stort me de afdaling in. Dat is voldoende om op zijn wiel te komen. Ik versnel nog een keer door en ga er voorbij maar wat ik vermoedde gebeurt: hij pakt mijn wiel. Gelukkig heb ik de finish verkend.

De laatste bocht komt er over een paar seconden aan, daarna is het nog maar 150 meter vlak. Ik moet op mijn instinct afgaan. Deur dicht houden, meteen aanzetten en de dood of de gladiolen richting de streep dus. Deel 1 lukt. Ik ga op de pedalen staan en zet aan. Ik zie uit mijn ooghoeken dat mijn concurrent hetzelfde doet. Hij blijft op mijn wiel. Ik ga even zitten, zet nog een keer aan zie dat ik ongeveer 1,5 meter heb. Nog een keer doorzetten en oef! Dat is deze keer gelukt.

De meetellers weten het, maar op dat moment heb ik zelf geen idee: voor welke positie was het nou?

De uitslag
Als ik op adem ben gekomen zie ik Bart en hij geeft aan: top twintig kan, maar waarschijnlijk net niet. ,,Het zal er om hangen”, geeft hij aan. Ik heb op dat moment met alles vrede maar wordt toch wel ongeduldig als ik bij de fietsen sta te wachten en het lang duurt voordat Bart zijn jackie met autosleutel heeft opgepikt en we samen naar een uitslag op zoek kunnen.

Hoe dichter ik bij het A4’tje kom, hoe meer mijn hartslag toeneemt. Hoewel ik er vooraf zo min mogelijk mee bezig mocht zijn, doet deze poging tot WK-kwalificatie me toch veel. Dan zie ik eindelijk de uitslag. Ik zie een 20 voor m’n naam staan. Check het nog een keer. Zie het verschil met de renner achter me. Schud een paar keer met m’n hoofd. Fucking hell, ik heb het gered en dat met een halve seconde voorsprong.

Dit heeft zo moeten zijn!

Een paar worstvingertjes en een zeer belangrijk A4’tje. Voordat ik écht zeker durfde te zeggen dat ik twintigste was geworden, heb ik de uitslag nog even gecheckt bij de UCI-commissaris van dienst.

Naderhand
Pas later dringt het echt tot me door wat er allemaal is gebeurd, op welke posities ik allemaal heb gelegen en hoe ik in de laatste kilometer door het oog van de naald ben gekropen. Ik wil maar niet denken aan hoe ik mezelf voor mijn kop had geslagen als ik dat sprintje op het eind niet had gewonnen. Die gedachte wordt ook wel verdrongen door de manier hoe ik de rest van de race heb gereden en het euforische gevoel dat ik die Italiaan er wél op heb gelegd in de laatste kilometer. Alles is een keer op zijn plek gevallen.

Drie jaar geleden maakte ik het plan ooit naar het WK te gaan vooral op basis van slimheid en geluk: met het kiezen van een wedstrijd met een gunstig parcours en een klein en zwak deelnemersveld moest het mogelijk zijn. Dit resultaat is voor mezelf echter alles behalve een lucky-shot. Oké, er vielen wat rijders uit en sommigen bliezen zich op, maar er stonden hier flink wat kleppers aan de start. Omdat een licentie verplicht is in deze race, telden alle 300 deelnemers mee voor de uitslag van de UCI Marathonseries, dus ook alle snelle masters en amateurs.

Uiteindelijk deed ik 4.18u over mijn wedstrijd en gaf ik ruim een half uur toe op de winnaar. Voor mij meer dan acceptabel. Belangrijker voor mezelf: conditioneel was ik sterker dan de twee coureurs waar ik lang mee samenreed en die als 17e en 18e finishten. Daarnaast was het verschil met de top tien (waar Bart met een twaalfde plek dichtbij zat) niet veel meer dan tien minuten. Met het tijdverlies bergaf in gedachte geef ik klimmend ook op dat soort gasten niet zo heel veel meer toe. Het bevestigt het gevoel dat ik onderweg had: ik ben meer dan ooit competitief in dit soort UCI-wedstrijden.

En nu?
Het mooie: er komt weer een hele winter aan om aan dat volgende stapje richting ‘de top’ te werken. Deze is in ieder geval binnen, mits ik volgend jaar definitief geselecteerd wordt door de bondscoach (wat gewoon gebruikelijk is). Het WK is voorzover ik begrepen heb in september 2019, in het Zwitserse Grächen. Een betere motivatie om nog een seizoen op zoek te gaan naar verbetering kon ik me niet wensen!