Iedere biker kent wel het gevoel: dat je zonder ergens rekening mee te houden kracht aan het leveren bent. Je gaat automatisch wat zwaarder trappen, wat voorovergebogen op je stuur zitten of zelfs staan. Je bovenbenen span je aan en met name aan je pezen merk je dat de gaskraan flink open staat. Het kan heerlijk zijn, maar ook een sluipmoordenaar: zeker als je tijdens het begin van een lange marathon in al je enthousiasme op deze manier aan het rijden bent.

Tijdens en kort na de openingslus van de 3-Täler Marathon in het kleine Duitse plaatsje Titmaringhausen (103km/2600hm) ben ik exact op deze manier bezig. Zoals vaker voelt het allemaal heerlijk aan en ik word er wel blij van dat ik me in kopgroep van zeven renners bevind. Ik heb echter één probleem: vooraf heb ik me voorgenomen om juist níet zo te koersen. Omdat je niet in elke wedstrijd jezelf helemaal leeg kan persen en deze marathon vooral in het teken staat van belangrijke wedstrijden later in het seizoen wil ik juist een zo constant mogelijke race rijden, zonder te diep in de buidel van mijn energie te tasten.

En dus besluit ik over te schakelen op een soepeler verzet en mijn wattage-meter zorgvuldig in de gaten te houden. Even maak ik nog een stuiptrekking (het kost me moeite om de kopgroep te laten rijden), maar dan verdwijnen de eerste renners allemaal uit het zicht. Ik ben op mezelf aangewezen.

Diep in gedachte bij het crossen van een riviertje: ga ik ze nu laten rijden, of niet? Foto: Ben van Reeden

Ik heb dan net een wat steiler stuk met zoveel mogelijk reserve opgereden, en realiseer me dan dat het ‘eigen tempo plan’ voor deze marathon niet zo’n slimme zet is: de ronde van 32 kilometer en 750 hoogtemeters (bestaande uit twee lange beklimmingen) heeft namelijk veel vals platte stukken waar je in een groep veel voordeel hebt. Toch, als ik word ingehaald door een paar andere renners blijf ik bij mijn plan en mijn voorzichtige wattage. Nog voor de eerste top rij ik weer alleen; die gasten waren me teveel aan het snokken.

Dan constateer ik dat het korte pssjt pssjt dat ik zo nu en dan hoor toch echt wel op een ontsnappende lucht lijkt én dat m’n Specialized Epic FSR aan de achterkant wat begint te zwabberen. Shit, lek! Er zit niet anders op dan te stoppen en de boel te repareren. Ik neem me voor om (voor als hetzelfde gebeurt in belangrijkere wedstijden) alles niet zozeer snel, maar vooral zo goed mogelijk uit te voeren. Ik blijf rustig, zoek het lek, trek daar een klein, maar scherp steentje uit en duw met wat moeite een plug in het gat. Snel zet ik er een CO2-patroon op en hop: ik kan verder.

In die paar minuten ben ik maar door een andere renner gepasseerd (het startveld in Titmaringhausen is klein). Hoewel het verleidelijk is om de nog resterende 80 kilometer op het gemakje weg te trappen (een goed resultaat is nu helemaal uit zicht), blijf ik bij mijn plan om met een zo constant mogelijk tempo richting de finish te rijden. In de afdaling merk ik dat de plug op een irritante manier tegen mijn frame tikt. Beneden stop ik bij een Duitse verzorger voor een tangetje en als de boel is ingekort kan de rest van de wedstrijd beginnen.

En weer op gang na het afknippen van mijn plug. Dat deed ik zo geconcentreerd, dat ik bij het wegrijden bijna van mijn sokken werd gereden door de lokale bus. Titmaringhausen ligt aan het einde van de wereld – de boel loopt daar letterlijk dood – maar toch fijn voor de mensen daar dat er ov is… Foto: Ben van Reeden

Het duurt lang voordat ik clubgenoot Barrie (de renner die me inhaalde toen ik met lek stond) weer heb bijgehaald. Ik rij even met hem samen, maar laat ‘m op een steilere passage achter. Voor de rest blijft deze wedstrijd een eenzaam samenzijn van mijn powermeter en ik. Zo nu en dan haal ik een achterblijver van de korte afstand in, maar voor de rest zijn de verschillen groot. Pas halverwege de eerste beklimming van de laatste ronde zie ik weer een concurrent voor me, die ik op een steiler stuk (hetzelfde als waar ik bij Barrie weg reed) zonder al te veel problemen passeer.

Aan de voet van de laatste beklimming staat de vader van Barrie, fotograaf Ben, en aan hem vraag ik of er ‘nog iets te halen valt’. “Dat heeft geen zin”, is het antwoord. “Het verschil is bijna vier minuten.” Ach, denk ik bij mezelf. Ik voel me nog goed en uit ervaring weet ik dat er altijd renners zijn die op deze laatste beklimming stilvallen. Wie niet waagt, wie niet wint: ik verhoog mijn tempo en pers er in de 4 kilometer en krap 300 hoogtemeters alles uit.

Tijdens het doorgeven van de koersinformatie had Ben ook nog tijd om een foto te maken. De finalemodus stond al aan! Foto: Ben van Reeden

Met succes. Vlak onder de top passeer ik een renner en tweehonderd meter verder zie ik er nog een rijden. Die klop ik na de afdaling op een slinkse manier. Door in het dorp zo beschut mogelijk naar hem toe te rijden ziet hij me niet aankomen en is op de laatste, korte hellende strook één versnelling genoeg om hem op achterstand te zetten.

Daardoor word ik toch nog achtste en omdat de renner die ik vlak onder de top passeer ook dertigplusser is, word ik mijn klasse derde. Leuk, maar in een klein veld als dit niet zo veelzeggend. Belangrijker: ik heb weer plezier gehad in een zeer mooie, prima georganiseerde marathon op een idyllisch plekje in het Sauerland en ik heb hopelijk weer goede zaken gedaan met het oog op de vorm voor het WK Journalisten en NK Marathon. Het gereden wattage (op een of andere manier het hoogste van het seizoen) en de tijden op diverse beklimmingen (sneller dan eerdere deelnames, bij zwaardere omstandigheden) geven in ieder geval weer vertrouwen.

Dat is ook fijn voor komend weekeinde, als ik me (voor de laatste keer dit seizoen) ga wagen aan een last-minute kwalificatiepoging voor het WK, bij O-Tour Marathon in de Zwitserse regio Obwalden.

De 3-Täler Marathon is een aanrader voor de liefhebbers van kleinschalige Sauerland-marathons. Qua kampeerplek wordt het nergens beter. Foto: Bikesight.nl