Mijn moeder omschrijft het al jaren als ‘een sloddervos’, zelf noem ik het wat gewoon wat ‘minder opgeruimd’. Maar goed, de afgelopen periode heeft wel bewezen dat je op alle fronten nooit te oud bent om te leren en dus heb ik me voorgenomen om als ik op pad ben met mijn vouwwagen de zaken wat beter te organiseren. Als ik donderdag na afloop van een prachtige Cimes des Waimes op een camping in Sankt Vith mezelf heb volgegeten met pannenkoeken, alles netjes heb opgeruimd én ook meteen de afwas heb gedaan besluit ik daarom om ook nog even mijn fietskleding goed uit te spoelen en te wassen.

Naast het geven van complimenten aan mezelf voor al deze huishoudelijke inspanningen, is er tijdens het schrobben van mijn gesoigneerde Specialized-sokken ook nog wat ruimte tot diepere gedachten. Ik heb mezelf die ochtend meer dan prima vermaakt tijdens de 85 kilometer koers rondom Waimes. Omdat ik tien minuten later dan de toppers vanuit het tweede vak moest starten (gevolg van bijschrijven) zat een heel korte klassering er niet in, maar tijdens deze écht supervette race (zelden zoveel mooie trails in één wedstrijd gezien) ging het wel meer dan goed. Mijn 24e plek (en tweede van de tweede golf) heeft mijn vertrouwen dat het met de vorm wel goed zit gesterkt.

Aangezien ik op doorreis ben naar de Hunburg Marathon biedt dat perspectief voor die wedstrijd. Tijdens de eerste editie van deze marathon in het Duitse Kirchhain staan op de lange afstand (84km/1900hm) nog geen dertig coureurs ingeschreven. Een podiumplek in mijn leeftijdscategorie moet mogelijk zijn, realiseer ik me. “En dan kun je bij de prijsuitreiking mooi weer deze sokken aan”, denk ik als ik de laatste restjes stof weg poets en de schone kleding op mijn geïmproviseerde waslijn hang.

Maar dat ik anderhalve dag later als aller-, allereerste van dat kleine deelnemersveld over de meet zou komen, dat had ik op dat moment niet durven dromen.

Want er staan toch wel wat rappe gasten op de startlijst. Als ik op de wedstrijddag mezelf bij de startlijn opstel, neem ik ze één voor één in me op. Ik zie Alexander Rebs en Max Feger van Focus Rapiro, gasten die ik normaal gesproken niet bij kan houden. Ik zie een groot aantal mannen in het blauw van de lokale club, allemaal met flinke kuiten. En ik zie een jonge, gesoigneerde coureur met zo’n shirt waar je de hartslagmeter doorheen ziet. “Dat moet een snelle zijn”, stel ik vast.

Hier had ik alle concurrentie al geanalyseerd en zoek ik mijn concentratie. Foto`s: Ella – Das Leben einer Fahrerfrau
En los geht`s!

Aangezien de race bestaat uit vier ronden van 21 kilometer en het gezien het hoogteprofiel een snelle race lijkt te worden besluit ik dat het niet moment is voor een rustige start. Koste wat kost na de eerste ronde doorkomen in de kopgroep  is het doel, en van daaruit maar zien. Het blijkt een hele opgave.

Als het startschot is gevallen vliegt het tempo omhoog. Op de eerste korte klimmetjes door een weiland houd ik met hangen en wurgen stand in een kopgroep van meer dan tien man. Ik heb toch wel zware benen van donderdag. Ik probeer wat op te schuiven, hoor gelukkig aan het gehijg dat ook mijn concurrentie het zwaar heeft en zoek een plekje in het midden van de groep. Na een korte afdaling is het op de eerstvolgende brede, vals platte klim ruimte om te inventariseren wie de concurrentie is. Ik zie alle snelle mannen die ik in het startvak heb gespot, en zeker vier coureurs van de lokale club. Die maken de koers hard: het tempo bergop kan ik maar net volgen. Ik schat Feger in als de snelste en probeer zoveel mogelijk op zijn wiel te rijden.

Op een lint en in een heel rap tempo vliegen de kilometers voorbij. De klimmen zijn niet heftig. Zo nu en dan singletrail, maar nooit echt lastig. Voor de afdalingen geldt hetzelfde, maar toch is het daar oppassen geblazen. Ik ga een smal pad als laatste in en moet een gaatje dichtrijden aan het begin van de eerstvolgende klim (de steilste, toch slechts 80hm over 1,5 kilometer). Dat gaat relatief makkelijk, maar ik verspeel onnodige energie. Ik neem me daarop voor om telkens in de afdalingen voorin te blijven zitten.

De kopgroep dunt langzaam uit. De snelste coureur van de lokale club op kop (dat had hij beter wat minder kunnen doen)

Na amper driekwartier koers zitten de eerste 21 kilometer erop en met een man of acht duiken we voor de tweede keer het weiland in. Ik heb na de eerste ronde mijn tactiek wel klaar. Op dit snelle parcours (het gaat aan 26 per uur) ben je in een groep altijd in het voordeel. Ik besluit me daarom te blijven concentreren op de mannen van Focus Rapiro en alleen richting de lastige afdalingen de kop te nemen. Als dat mogelijk is.

Het tempo wordt wat rustiger, maar toch dunt de groep uit. Een paar van de lokale mannen moeten eraf en we zijn nog met een man of zes over. Mijn plannetje loopt gesmeerd. Mijn diesel is warm, van Waimes heb ik amper last meer en ik merk dat ik richting de singletrack-downhills toch wel makkelijk naar voren rij. Ook op de tussenstukken kom ik eigenlijk niet in de problemen. Richting de doorkomst (halfweg koers) blijven we nog met vijf over.

De derde ronde zakt het tempo nog meer, maar ik laat me niet verleiden om teveel op kop te komen. Ik probeer zoveel mogelijk mijn concurrentie te peilen. Duo Focus Rapiro oogt nog fris. De laatst overgeblevene van EGF Bunstruth (de club uit de buurt) ook. Samen met Rebs voert hij op een asfaltklimmetje richting de laatste doorkomst het tempo wat op. De vijfde man in het gezelschap, de gesoigneerde jonge gast, probeert wat op te schuiven. Aan de manier waarop hij dat doet (met zijn neus op de stuurpen) zie ik dat hij zijn beste tijd voor vandaag wel heeft gehad.

Zelf begin ik steeds meer te geloven in een goede afloop. Ik voel me nog redelijk fris en praat mezelf meer zelfvertrouwen aan. Warmte (het gaat richting de dertig graden) verteer ik altijd goed, zo’n snel parcours met klimmen van vier á vijf minuten (vergelijkbaar met mijn trainingsgebied) ligt me ook wel, drie uur volle bak – want daar draait het op uit – ook.  Ja, ik heb flink wat geleden, maar die mannen om me heen móeten die eerste drie ronden ook in hun benen voelen.

Dat blijkt.

Nog met zijn vijven richting de volgende doorkomst. Op deze strook zou ik in de laatste ronde.. naja, lees maar verder!

Ik begin me meer te focussen. Aangezien ik verwacht dat in de laatste ronde het spel volledig op de wagen gaat, denk ik niet dat ik nog veel ga drinken. Ik gooi bij de doorkomst één van mijn halfvolle bidons weg en pak geen nieuwe; de halve liter die ik nog heb moet voldoende zijn. Terwijl mijn concurrenten allemaal rustig door de verzorging rijden, besluit ik juist het tempo wat te verhogen. Niet om bij ze weg te rijden, maar om op het relatieve gemak de twee klimmetjes in het weiland door te komen.

Werkt perfect.

Ik zet mijn geld nog steeds op Feger. Diens teamgenoot Rebs zet zichzelf op kop en begint het tempo weer op te voeren richting de snelheid van de eerste ronde. “Teamtactiek”, denk ik. Die Feger moet straks een keer gaan demarreren. Zelf besluit ik met alles mee te springen en mocht ik in de situatie komen, mijn eigen cartouche op de asfaltklim (de op een na laatste poekel) pas te verschieten. Rebs trapt maar door. De eerste lange klim, de tweede ook.

Aanhaken ging soms niet vanzelf..

Ik zit in zijn wiel en kijk om. Wat is dat? Feger moet er af! Damn, dat is een goed teken. De jonge gesoigneerde zit wat te wiegen op zijn fiets. Moet onze lokale vriend nu ook een meter laten? Niet te vroeg juichen, Van Loon. Bij de verzorging halverwege hangen ze er allebei nog aan, maar Feger is uit zicht! Met zijn vieren dus.

Een podiumplek komt nu wel heel dichtbij. Voor het eerst schiet ook de eindzege even door mijn hoofd.

In de afdaling zit ik weer op kop, maar Rebs neemt weer over op de pittigste klim van de ronde. Halverwege wissel ik even van spoor om te kijken hoe het met de concurrentie zit. Ze kraken. Ze kraken? Ze kraken! Fuck, en ik heb nog wel wat jus in de benen. Ik twijfel niet meer, neem over van Rebs en voer het tempo wat verder op. Als we de afdaling in gaan schiet hij me weer voorbij, maar de local heeft definitief gelost (hij betaalt zijn tol voor de eerste ronde) en de youngster hangt ook op een paar meter.

Tijd om een risico te nemen. Of juist niet. We krijgen nu een lastige afdaling met twee korte tussenklimmetjes en daarna asfaltklim waar ik alles op heb gezet. Ik besluit op zeker te dalen en laat Rebs iets bij me wegrijden. Daarmee hou ik echter mijn tweede concurrent achter me. Op het tweede van de tussenklimmetjes sprint ik volle bak naar het wiel van de koploper, kijk ik om en zie ik dat mijn plan is geslaagd.

We zijn nog maar met zijn tweeën over.

Het was niet makkelijk om weer op het wiel van Rebs te komen. Ik twijfel of hij niet gewoon te sterk voor me is, maar dan laat hij op een mooie manier in zijn kaarten kijken. Hij vraagt naar mijn leeftijd. Ah! Hij vreest me en hoopt dat als hij me niet kan volgen toch nog kan winnen in zijn leeftijdscategorie. Althans, dat is de conclusie waar ik mezelf nog meer moed in probeer te praten.

In een korte woordenwisseling komen we tot de conclusie dat we allebei Senioren-1 zijn. Op zijn gezicht meen ik iets van teleurstelling te zien. Mij maken die categorieën niks uit. Ik wil godverdomme als allereerste over die streep rijden en die beslissing moet zo een keer vallen.

We zijn namelijk bij de asfaltklim waar ik mijn demarrage heb gepland.

Rebs zet zich op kop. Ik moet gaan staan op de pedalen om zijn wiel te houden. Het is trappen uit alle macht. Mijn wattage gaat niet meer onder de 400 watt. Verzuring in de benen. Hartslag in de keel. In plaats van aan demarreren te denken, ben ik vooral bezig om niet te lossen. Het is maar een klim van een paar minuten, gelukkig. De top. Het vlakt wat af. Valt Rebs nu stil? Wel demarreren? Niet demarreren? Wel demarreren!

Ik sprint weg uit zijn wiel. Mijn lichaam schreeuwt om in te houden, maar ik trek door tot de bocht waar de afdaling begint. Ik heb een meter of vijftig voorsprong gepakt, maar mezelf daar ook teveel pijn mee gedaan. Ik moet happen naar adem en het lukt me niet om in de snelle afdaling die volgt voldoende bij te trappen. Ik laat Rebs daarmee terugkomen. Ik weet dat er nog één kans is: het laatste korte klimmetje, een kilometer voor de streep.

Tot mijn verbazing neemt Rebs weer over. Hij draait daarom als eerste het klimmetje op. Deze kuitenbijter stelt niet voor en bestaat uit twee delen: een steil begin over singletrack, een kort vlak hobbelig pad en een dan nog een meter of honderdvijftig flauw omhoog over een grindpad. Ik moet weer alle registers open trekken om mijn rivaal in het begin bij te houden, maar op de hobbels valt hij stil. Mijn Specialized Epic FSR geeft me wat tijd om te herstellen. Nu weet ik mezelf wel in bedwang te houden en mezelf te concentreren.

Hartslag nog meer laten zakken, bocht goed doorkomen en dan volle bak er voorbij op dat grindpad.

Ik ga de bocht door op een paar centimeter van zijn wiel. Ik zet aan. Ga hem voorbij. Ga nog een keer staan, schakel op en versnel verder. Mijn benen lopen zo vol dat ik wel moet omkijken of die absurde demarrage waar ik nu mee bezig ben wel nut heeft.

Ja. Ja. Jaaaa! Hij heeft de handdoek in de ring gegooid en waag niet eens een poging me te volgen.

Om helemaal zeker te zijn ga ik nog een keer staan (auw!) en duik ik op volle snelheid de laatste korte afdaling in. In de twee laatste bochten is het gat een meter of honderdvijftig. Ik begin langzaam te beseffen dat ik ga winnen.

Tijd om na te denken hoe ik ga juichen is er niet. Daar is de streep al. Ik pers er een paar oerkreten uit van blijdschap.

Hoppa, nieuwe mijlpaal! Voor Team ThijsHendriks.nl-Bikesight, maar vooral ook voor mezelf. Een marathon gewonnen, iets wat ik eigenlijk voor volgend jaar als doel had gesteld… fucking hell!

Toch spijt van dat ik niet traditioneel gesalueerd heb richting De Generaal. Maar: BLIJ!

In het verleden won ik ooit een funklasse wedstrijd, werd ik eens Nederlands kampioen bij de journalisten en won ik de halve marathon in Sankt Wendel (waar coureurs met licentie niet welkom waren). Het is allemaal bijna tien jaar geleden en staat in geen vergelijking tot het gevoel wat deze wedstrijd me oplevert. Oké, het deelnemersveld was verre van sterk en als hier een paar toppers meer aan de start hadden gestaan had ik nooit gewonnen. Ook qua wattage heb ik wel eens meer getrapt. Maar gewoon, de manier waarop ik deze wedstrijd als underdog naar me toe heb getrokken voelt als een nieuwe stap voorwaarts.

En het smaakt naar meer!

De felicitaties van Rebs, al moet het hier nog een beetje tot me doordringen.
Was het een halve liter bier geweest én had ik niet meer hoeven rijden, had ik het met dezelfde snelheid naar binnen gegooid.
Nog even napraten met mijn twee sterkste concurrenten. Ik wilde nog iets van excuses aanbieden voor het vele in de wielen rijden, maar daar hadden ze geen problemen mee. Verdiend gewonnen, kreeg ik te horen 🙂
Het overall-podium met schone sokken én een prima prijs (een goed gevulde gereedschapskoffer en een paar overschoenen)
De uitslag. Ik schrijf ook als een sloddervos, zoals te zien is. Overigens viel de jonge gesoigneerde nog uit de top vijf nadat hij was gelost, door een lekke band. Zei ik al dat dat gebeurde nadat hij gelost was?

Nog wat statistieken (voor wie het interesseert)

Ronde 1 44.46 min 324 watt np 269 watt avg 166 hr avg 182 hr max
Ronde 2 46.21 min 299 watt np 251 watt avg 161 hr avg 178 hr max
Ronde 3 47.35 min 286 watt np 250 watt avg 160 hr avg 178 hr max
Ronde 4 45.15 min 309 watt np 269 watt avg 169 hr avg 184 hr max
Laatste asfaltklim 2.47 min 373 watt 361 watt avg 179 hr avg 184 hr max
Demarrage 0.30 min 482 watt avg 181 hr avg 184 hr max