Het zijn van die dingen waar je vooraf voor vreest. Dat je veel dichter bij het ultieme en vooraf onbereikbaar gedachte doel bent dan je denkt. Als. Wat als. Wat als ik afgelopen zondag tijdens de bizarre Mêda100 wél geweten had dat kwalificatie voor het WK marathon binnen handbereik lag. Maar als telt niet in de sport. Daardoor kwam ik na bijna zes uur koersen op een absurd nat parcours, zonder dat ik het in de gaten had, een half minuutje te kort voor een plek bij de beste twintig.
Dat was in deze Portugese manche van de World Marathonseries van de UCI een vereiste om naar het WK in Laissac te mogen. Het was een prachtige mijlpaal en vroege kroon op Project Elite powered by 9thWave geweest. Maar het mocht niet zo zijn. Na een paar nachten dromen over gesoigneerd shinen in een oranje pakje (met bijpassende oranje helm, sokken en schoenen) heb ik de grote teleurstelling die ontstond toen ik een paar uur na de finish het uitslagenlijstje zag wel verwerkt. Dat komt vooral omdat er simpelweg niet meer inzat.
Ja, ik zag de nummer twintig in de laatste kilometer nog voor me rijden. En ja, ik besloot op dat moment – ‘het zal toch niet op dat ene plekje aankomen’ – om mezelf niet meer tussen mijn frame te wringen om ook hem nog in te halen. Dat was sowieso niet gelukt. Ik had, zoals vooraf het plan was, een geconcentreerde en constante race gereden. Ik had mezelf leeg gereden, de grootste waterplassen allertijden overleefd, de meest zuigende modder ooit doorgeploeterd en in de slotfase mezelf met alleen een werkende voorrem veilig van lompe afdalingen af geloodst. Voor, en dat dacht ik toen ik de streep overreed, een plek in de top veertig en dus punten in de UCI Marathonseries. Een klassering waar ik op dat moment totale vrede mee had. Maar een paar uur later niet meer.
Een foto die is geplaatst door De redactie van Bikesight.nl (@bikesight) op
Het verhaal van een absurde race in een prachtige, maar bijzonder regenachtige omgeving. Een race waar het kwartje nét niet de goede kant op viel.
De koers
Waar Nederland geniet van de mooiste Hemelvaartperiode in jaren en ik voortdurend foto’s van barbecueënde vrienden toegestuurd krijg, kampt Portugal met extreme regenval. Trainingsmaat Bart (hij kwalificeert met een ijzersterke zevende plek uiteindelijk wel voor het WK) en ik kunnen tijdens de eerste twee dagen van ons tweede Portugese tripje in anderhalve maand niet eens een uurtje in droog weer losrijden. Het blijft maar regenen, ook in de nacht voorafgaand aan de race.
Wonderwel is het tijdens de start droog. Bart en ik twijfelen nog even over het uitdoen van ons windjack – het voelt niet koud aan – maar ik zie de boel alweer dichttrekken en kies voor de zekerheid, ook omdat mijn jack van 9thwave handige zakken achterop heeft. Het blijkt een meesterzet. Na ruim een half uur koers vallen de eerste druppels. Na een uur koers begint het voor uren aan een stuk te plenzen. Dat maakt voor het parcours weinig meer uit. Het is een groot modder- en waterballet.
Ik heb een moeizame start. Probeer aan te haken bij de eerste groep van ik gok dertig renners, maar red dat net niet. Ik heb even hersteltijd nodig en op de eerste twee langere beklimmingen van de dag word ik door veel coureurs ingehaald. Ik gok dat ik ruim buiten mijn vooraf gestelde doel van de top veertig rij (goed voor punten). Ik hak de knoop door en ga voor maar één doel. Uitrijden, iets dat me vorige week tijdens de Roc d’Ardenne in Houffalize niet is gelukt.
Daardoor zoek ik de modus op van het NK van 2014, dat ook in modderige omstandigheden werd verreden. Dat betekent honderd procent focus én er voor zorgen dat de kachel blijft branden. Ondanks dat ik nog geen honger heb, begin ik na een half uur aan mijn eerste Sponser-gelletje. Er zullen er nog veel volgen: stoken stoken stoken, want er moet rook uit de schoorsteen blijven komen.
Terwijl het water met bakken uit de hemel komt, duik ik in een groep van ongeveer tien coureurs de eerste bizar modderige afdaling in. Het is glibberen en glijden in extreme vorm, de plassen zijn om sommige stukken tot aan de assen zo diep. Tot mijn verbazing constateer ik dat in tegenstelling tot een week eerder nu de juiste sporen wél vind. Het kost me geen moeite om me in de groep te handhaven, terwijl ik veel Portugezen zie klooien. Maar net als ik mezelf een virtueel schouderklopje geef, gaat het mis. In een diepe modderpoel gaan een paar concurrenten overdwars, ik moet uitwijken, mijn voorwiel glijdt weg en hopla: ik lig met mijn volledige rechterhelft in een plas water.
Ik zit snel weer op de fiets, heb een klein beetje last van mijn knie maar vooral van een deuk in mijn vertrouwen. Mijn focus verdwijnt. Even denk ik: laat ook maar zitten, dit gaat ‘m niet worden vandaag. De knop moet om. Ik gebruik een nog niet eerder gebruikte truc die ineens in me opkomt. Bijna hardop zeg ik tegen mezelf: “kom op Juul, je bent niet gevallen, hou ‘ns op, je bent niet voor niks naar Portugal gekomen. Pak je concentratie en rij deze wedstrijd op een fatsoenlijke manier uit!” Dit stukje zelfverzonnen amateurpsychologie werkt. De knop gaat om. De concentratie is helemaal terug. Ik krijg zelfs zin om er een koers in plaats van overlevingstocht te maken. Na het innemen van een nieuw gelletje kan mijn race beginnen.
Maar mijn uitgangspositie is door mijn matige start en mijn valpartij verre van goed. Ik zit bij twee concurrenten en tweehonderd meter voor ons rijdt een grote groep van een man of tien. Ik tel uit dat ik rond plek zestig moet rijden. De komende vijftien kilometers zijn grotendeels vlak, met zo nu en dan een klein poefje. Ik besluit nog even te consolideren en mijn krachten te sparen tot het echte klimwerk. Maar dan krijg ik een eerste signaal dat het toch nog een mooie dag kan gaan worden. Ik pak even een verkeerd spoor en moet kort van de fiets af. Het ontstane gat heb ik echter meteen weer gedicht. Ah, nice, denk ik. Ze wachten. Maar dat blijkt niet zo te zijn. Op het kleine poefje rijd ik mijn twee hijgende compagnons simpel voorbij. Change of plans: ik besluit om door te trekken en nu al de sprong naar de grote groep voor me te wagen. Juist op het moment dat een langere afdaling richting een volgend vlak stuk begint, haak ik mijn wagonnetje aan. Bam! Geslaagde zet!
Terwijl de omstandigheden slechter en slechter worden (wat ben ik blij met mijn windjack) begint het er voor mezelf steeds beter uit te zien. Het vlakke stuk gaat vooral over tractorpaden langs weilanden en het is een grote chaos. Het gaat tientallen meters door diepe plassen die op sommige momenten wel iets weg hebben van sloten en zelfs rivieren. Grip is schaars. De Portugezen om me heen worstelen op een manier die me bekend voorkomt. Wonderwel schiet ik overal goed overheen. Het duurt niet lang of ik rij (tegen de planning in) op kop. Als ik bij de tweede verzorging omkijk, zie ik nog maar twee man in mijn wiel zitten.
Want ik daar niet zie (maar na de finish van andere coureurs hoor) is dat ze bij die verzorgingspost (na 40 kilometers) al bij bosjes zijn uitgestapt. Bibberende coureurs in reddingsdekens, dat soort werk. Ik voel me nog prima. Ben zeiknat, maar heb het niet koud. Dat de omstandigheden echt buitengewoon zijn zie ik pas aan de voet van de volgende lange beklimming: een renner staat voorovergebogen over zijn frame te rillen. Op de beklimming rij ik de twee gasten in mijn wiel zonder problemen los. Onderweg naar boven haal ik nog twee concurrenten in. Mijn moraal is stijgende. Ik begin weer in de top veertig te geloven.
Zit het dan ineens allemaal mee? Nee. Bij een zeer mooie, technische passage door een oud vervallen kasteel merk ik dat mijn achterremblokken er aardig doorheen zijn. Op de volgende tien vlakke kilometers (die ik vrijwel alleen afleg) besluit ik ze zoveel mogelijk te sparen, door elke bocht alleen met mijn voorrem aan te remmen. Het heeft geen nut. In de afdaling naar de langste beklimming van de dag stook ik het laatste beetje voering op de blokken op.
‘Gelukkig’ gaat het in de laatste 25 kilometer voornamelijk bergop, zeg ik tegen mezelf. Te beginnen met een klim van bijna 400 hoogtemeters. Ik rij ‘m en bloc op. Het is hard werken op een zuigende ondergrond, de percentages wisselen sterk en het is lastig om het best lopende spoor te vinden. Ik haal weer een concurrent in, maar word voor het eerst sinds lange tijd ook weer gepasseerd. Bijna boven moeten we een riviertje oversteken. Daar wordt nog maar eens benadrukt hoeveel het geregend heeft. Er staan brandweermannen: eerst wordt mijn fiets overgedragen, daarna geven ze me een hand om via een paar stenen zelf ook over te steken. Alleen door het water stappen of fietsen is simpelweg te gevaarlijk.
Daarna merk ik dat het beste er inmiddels wel vanaf is. Wat ik dan nog niet weet is dat de zwaarste passage nog moet komen. Na de vierde en laatste verzorging duiken we een wijngaard in. Ik kan inmiddels alleen nog maar met alleen mijn voorrem remmen. Dat gaat langzaam en ik word meteen door twee concurrenten gepasseerd. Het is een mentale tik. Die tik wordt nog heviger door de ondergrond. De modder is van het meest slecht lopende soort die ik ooit ben tegenkomen. Twee keer rij ik me bijna vast in een modderplas. Kans om het zuur uit de benen te trappen is er niet. Via een bijzonder steile, zeer zwaar lopende klim moeten we de gaard weer uit. Eén meevaller: ik zie dat iedereen er doorheen zit. De verschillen om me heen blijven aardig constant.
Boven roept een brandweerman iets in het Portugees dat nog het meeste lijkt op ‘je ligt 44e’. Ik vertaal het als ‘hier begint de afdaling naar de voet van de laatste beklimming’. Iets dat voor een heel end waar blijkt te zijn. Die afdaling is een grote frustratie. Achter me moet het gat een paar minuten zijn geweest, maar terwijl ik in de modder en op de gladde stenen met moeite mijn fiets onder controle hou en amper snelheid kan maken, vliegt bijna beneden toch nog een concurrent me voorbij alsof ik stil sta.
Het is de trigger die ik op dat moment nodig heb. Mijn laatste gelletje gaat erin en ik ben klaar voor de laatste 8 kilometer (grotendeels) bergop, die ik een dag eerder al verkend heb. De snelle daler heb ik zo terug gepakt. Dan zie ik nog een renner voor me. Ook bij hem zit ik zo op het wiel. Mijn moraal stijgt en stijgt en ik ben de achterremfrustratie kwijt. Bijna bovenop sluit ik aan bij concurrent nummer drie. Ik denk even te wachten tot het laastste steile poefje dat ik ken van de verkenning maar dat blijkt niet nodig. Hij is zo stilgevallen dat ik hem zonder problemen achter me laat.
Nu moet ik toch wel in de top veertig rijden, zeg ik tegen mezelf. Als ik vlak voor de laatste korte afdaling een paar honderd meter voor me nóg een coureur zie rijden die ik waarschijnlijk toch niet meer in kan halen, laat ik het daarom lopen.
Daardoor is mijn eindtijd 5.49.17. En niet 5.48.45, was voldoende was geweest voor kwalificatie.
Tja, wat als..
Meda100, een prachtmarathon
….. de omstandigheden tijdens de Mêda100 gewoon normaal waren geweest. Dan had ik geen problemen met mijn remmen gehad. Maar dan was ik waarschijnlijk een stuk verder naar achter gefinisht. Ik heb mijn 21e plek natuurlijk te danken aan een goede uitvoering van mijn raceplan, maar vooral omdat zo’n beetje de helft van de coureurs uitstapte. Dat ik bijna een uur toegaf op winnaar Tiago Ferreira plaatst alles ook in perspectief. Maar dat neemt niet weg dat het wel heel erg gaaf was geweest om naar het WK te mogen.
Dat was ook in de basis de insteek om voor de tweede keer in anderhalve maand een reis naar Portugal te maken. De andere was dat het gewoon een ontzettend gaaf land is om te mountainbiken. Het was door de regen een chaos op het parcours, maar ondanks was het niet lastig om te constateren dat het in droge omstandigheden een snel, maar heel mooi rondje moet zijn. Fietsen in Portugal is bijzonder. De Meda100 is niet supertechnisch, maar wel afwisselend. Het mooiste stuk is met afstand de passage door het kasteel van Marialva. Indrukwekkend. Het zwaartepunt van deze marathon zit in de laatste 25 kilometer, met de langste beklimmingen, de pittige boomgaard en de pittige finish bergop.
Ondanks het slechte weer én de teleurstelling van de 21e plaats, was het de reis meer dan waard. Benieuwd of dat komend weekend, als ik afreis naar Albstadt voor de World Cup (!), ook zo is..
Wattages | 5.49 uur | 106 km / 2400 hm |
Gemiddeld | Normalized | Hartslag |
251 | 292 | 159 |
Voeding Meda100 | Gem. temperatuur: 9 graden |
Sponser Energy Plus 60ml | 1 |
Sponser Energy Plus 40ml | 5 |
Sponser Energy Long 40ml | 1 |
Sponser BCAA 60 ml | 2 |
Sponser Activator (vooraf) | 1 |
Sponser Cereal Energy Reep | 0 |
Bidon (750ml) Sponser Competition | 2,5 |
Een foto die is geplaatst door De redactie van Bikesight.nl (@bikesight) op