De man met wie ik toch zeker vijftig kilometer samen in een groep had gereden werd bevangen door de hitte per brancard richting ziekenauto gedragen. Een andere deelnemer lag met de rug op de grond met de benen omhoog op een bankje, terwijl drie mensen van de organisatie hem met koude sponsen weer aan het oplappen waren.
Ikzelf kon na de finish van de Wiesbaden Mountainbikemarathon (122km/3000hm) niet anders meer doen dan zonder iets te zeggen een complete fles koude frisdrank bij de verzorging wegplukken, in de schaduw neerploffen en compleet uitgewoond tot de conclusie komen dat deze rit in deze omstandigheden (35 graden) er misschien wat te veel aan was.
Deze voor mij nieuwe wedstrijd nabij Frankurt, gepland om op weg naar de Transalp nog een keer meer dan 5 uur te koersen, gaat mijn boekje in als een van de zwaardere van de laatste paar jaar. Dat kwam vooral door de laatste 25 kilometer. Daar kreeg ik te kampen met een ineenstorting van het ergere soort. Ik stond geparkeerd. Volledig. Kwam op vlakke stukken niet meer boven de vijftien kilometer per uur uit, zwalkte op de steilere passages met mijn lichtste verzet naar boven op een bijzonder lage hartslag en had daarna de grootste moeite om mijn ademhaling weer onder controle te krijgen. Ondanks dat ik veel had gedronken – ik kreeg geen kramp én moest tijdens mijn ineenstorting zelfs stoppen om te pissen – had de warmte als een man met een hele grote hamer toegeslagen.
De Wiesbaden Mountainbikemarathon bestaat uit drie rondes van ongeveer 40 kilometer. Het is een mooie, prima georganiseerde wedstrijd (enige minpuntje het hoge inschrijfgeld) die begint op een gezellig terrein naast een opgeknapt kasteel. Op hoogte. Dat zorgde ervoor dat ik na een uur koers een gemiddelde van 25 per uur op mijn teller had staan, maar eigenlijk nog niet zoveel energie had verspeeld. Ik had geen topbenen, maar reed wel in een mooi groepje met twee Duitsers. Vlak voor het ingaan van de tweede ronde haalden we mijn Transalp-partner Bart bij, die had de lekgereden Leander Hamelink achtergelaten.
Vooral omdat op de Ultradistanz maar 40 deelnemers aan de start stonden (het gros was verstandiger te kiezen voor een kortere afstand) reden we met dat groepje voor een plek in de top tien. Toen een van de twee Duitsers met een gebroken ketting moest afhaken en de ander (die van de brancard) moest lossen bleef ik alleen met Bart over. Ideaal. Samen konden we ons zo met een mooi tempo voorbereiden op de Transalp. Bart deed het meeste werk, ik reed redelijk op reserve en kon perfect wennen aan zijn manier van koersen bergop en bergaf. We maakten de afspraak om in ieder geval tot het begin van de op één laatste lange beklimming (20 kilometer voor de streep) samen te blijven.
Dat punt haalde ik net niet. Ineen was het over. Ongeveer op kilometer 100 gaf ik bij Bart aan dat hij door moest rijden. In eerste instantie dacht ik dat ik slechts een klein beetje in tempo terug moest, maar dat viel heel erg tegen. In een tijdsbestek van vijf minuten was het helemaal gedaan met de pret. Kon ik kort daarvoor Bart nog zonder problemen volgen, ineens was hij uit het zicht verdwenen. Mijn hoofd begon soms wat te bonken, ik kreeg op sommige momenten kippenvel, had totaal geen kracht meer in mijn benen en aan eten om weer iets van energie te krijgen wilde ik helemaal niet denken. Zelfs toen ik hoorde dat ik zesde lag en er een ander dood vogeltje vlak voor me reed, hielp me dat er niet bovenop.
Vooral tijdens de laatste tien kilometer, over een soort van kamweg met slecht lopend gravel en allemaal korte steile passages zag ik het niet meer zitten. Er kwam geen einde aan. Gelukkig had ik in de eerste twee rondes opgemerkt dat we op tien meter van de finishstreep nog een keer rechtsomkeert moesten om een klimmetje voor de vierde keer te doen. Had ik dat niet geweten, dan hadden die laatste drie kilometers me denk ik gestolen kunnen worden en was ik ter plekke de watersproeier op de finishlocatie ingesprongen.
Dat laatste deed Hamelink, de enige renner die me – hoe kan het ook anders – in de laatste vijftien kilometer inhaalde. Hij had dus, totdat ik hem dat vertelde, niet in de gaten dat er nog een klein lusje aan de wedstrijd vast zat en was zich al aan verfrissen onder de eerder genoemde sproeier, toen hij weer terug de fiets op kon. Juist: de warmte eiste bij meer mensen zijn tol.
Niet bij Bart overigens. Hij reed in de slotfase nog een kwartier bij me weg en eindigde daardoor mooi als derde. Ikzelf finishte als zevende na net geen 6 uur koers. Met een verval van meer dan een kwartier tussen de tweede en derde ronde.
Het duurde ongeveer twee uur voordat ik weer een beetje bovenop was. Bijna zes uur koersen in 35 graden. Misschien was het niet heel verstandig. Maar het was richting de Transalp wel een zeer goede training. Op alle fronten…
Nu is het langzaamaan tijd voor rust.. nog minder dan twee weken tot de eerste etappe!